Seizoensoverzicht 2013-2014
Hoe zullen we in de toekomst leven? Zowel in de kunst als in de randvoorwaarden werden in het afgelopen seizoen lijnen naar de toekomst uitgezet. Minister Jet Bussemaker beloofde bestuurlijke rust in de tent en die politieke luwte werd door het theaterveld aangegrepen om –voor het eerst sinds de invoering van de Basisinfrastructuur– na te denken hoe het zichzelf beter kan organiseren. Maar hoe kijken kunstenaars in hun werk vooruit?
Temidden van een seizoen vol zorgen over talentontwikkeling, zich roerende jonge makers, debat over kritiek, geroddel over Johan Simons en maxi-aandacht voor de megaproductie Anne zag ik drie thema’s die samen een goed beeld geven van waar het Nederlandse theater anno 2014 staat: toekomsttheater, parasitair theater en een golf die ik metadramatisch theater zou willen noemen.
In de nasleep van de kunstenaarsacties tegen de bezuinigingen van het kabinet Rutte I viel onder theatermakers vaak te horen dat ze liever wilden opbouwen dan protesteren. Geëngageerde makers zochten manieren om de energie die onder meer de Mars der Beschaving opriep een rol te geven in hun werk. Was het niet een traditionele taak van de kunst om alternatieven te laten zien voor de huidige samenleving? Was het scheppen van utopieën (of het aan Foucault ontleende ‘heterotopieën’ – plekken met een ander perspectief) niet de core business van maatschappelijk geëngageerde kunst?
Een groot aantal voorstellingen speelde dit jaar (deels) in de toekomst. In Vermogen van Mugmetdegoudentand is het 2023 en handelt een van de hoofdpersonages in geprivatiseerd water met de Chinezen; in Achterkant van De Warme Winkel is het 2027 en viert Toneelgroep Amsterdam nog steeds triomfen met Lange dagreis naar de nacht; Aan het eind van Hospital van Wunderbaum is het 2018 en wordt de gezondheid van het hoofpersonage gemanaged door een buurtzorgteam; in Domo de E?ropa Historio en Ekzilo van Thomas Bellinck is het eind 21e eeuw en wordt in een versleten museum teruggekeken op de idealen van de inmiddels ter ziele gegane Europese Unie.
Heerlijke nieuwe werelden zijn het niet, eerder doordachte uitkomsten van huidige trends. Deze voorstellingen zien geen disruptieve omwentelingen in het verschiet, maar eerder langzaam drukkender wordende bedreigingen: klimaatverandering (ook prominent aanwezig in Longen van Teunkie van der Sluis), verdere liberalisering, politieke stagnatie, de opkomst van nieuwe, autocratische machten op het wereldtoneel, enzovoort. Het theater gaat op deze manier mee in het alarmisme van de media, waar alle klokken altijd op vijf voor twaalf staan.
Het is naïef om van de kunst oplossingen te verwachten, maar uit de voorstellingen van dit seizoen kreeg ik vooral een gevoel van defaitisme mee. Van Jeremia van Sadettin Kirmiziyüz en Marjolijn van Heemstra tot De Verleiders zag ik mensen vermorzeld worden door maatschappelijke krachten, die ze soms zelf hebben opgeroepen. Dat is waarschijnlijk een moderne vorm van realisme, maar het betekent wel dat het in wezen optimistische ‘Nieuw Geëngageerde Theater’ dat Eric de Vroedt in 2004 uitriep –dat immers beweerde dat meer kennis en inzicht het begin is van maatschappelijke verandering– na een artistiek vruchtbaar decennium dit seizoen z’n logische eindpunt bereikte.
Veel is al geschreven over het weergaloze Achterkant van De Warme Winkel, waarbij Vincent Rietveld en Ward Weemhoff op het achtertoneel van de Stadsschouwburg Amsterdam een voorstelling speelde met als decor de tegelijk spelende voorstelling Lange dagreis naar de nacht van Ivo van Hove. Het oorspronkelijke idee was een eigenzinnige, Warmewinkeliaanse hommage aan Eugene O’Neill, maar uiteindelijk werd het een onbarmhartige afrekening met het repertoiretoneel in Nederland en dat van Toneelgroep Amsterdam in het bijzonder. Net als op het voortoneel zeggen de jonge generatie de oude eens goed de waarheid en net als op het voortoneel draait confrontatie om naar een liefdesverklaring, die des te oprechter is door alles wat vooraf is gegaan.
Het idee voor Achterkant –een autonome voorstelling ín een andere voorstelling– is bij mijn weten uniek en de buitengewoon intelligente manier waarop Rietveld en Weemhoff hun commentaar op O’Neil en Van Hove lieten spiegelen met de voorstelling die door het raam te zien was is buitengewoon knap en gelaagd. Het is parasitair theater dat alle lagen van het ‘gastheer’-kunstwerk gebruikt en daar z’n eigen elementen aan toevoegt.
Opvallend genoeg was er later in het seizoen nóg zo’n parasitair project te zien, opnieuw bij Toneelgroep Amsterdam, waar Adelheid Roosen en haar wijkbewoners halverwege de voorstelling Dantons Dood van Johan Simons kwamen binnendenderen om op het podium de nacht door te brengen. Het was een problematischer project dan Achterkant, met iets te veel tegenstrijdigheden, maar het toonde wel de mogelijkheden voor vruchtbaar debat tussen confronterende kunstvisies in het theater.
Dit is denk ik wat Ivo van Hove bedoelde toen hij het bijna tien jaar geleden in zijn Staat van het Theater had over ‘sterk centrum/sterke marge’. “Als de grote gezelschappen een aantal afgesproken functies en taken op zich nemen kunnen er in de ruimte die daar omheen ontstaat spannende en inventieve projecten ontwikkeld worden die dat centrum verrijken, in vraag stellen, bevechten. Het biedt een kader om de achterhaalde tegenstelling tussen avant-garde en establishment op te lossen.”
Toneelgroep Amsterdam werd lange tijd –misschien onterecht– gezien als gesloten bolwerk, maar juist de afgelopen paar seizoenen lijkt het bedrijf zich meer te openen. Gastregisseurs –die het altijd zwaar hadden bij TA– maken de meest interessante voorstellingen (zoals het prachtige Hamlet vs Hamlet van Guy Cassiers), steeds meer jonge regisseurs en dramaturgen lopen mee tijdens het productieproces en een aantal groepen maakt gebruik van de technische expertise en voorzieningen van het bedrijf. Dat, plus de aanhoudende buitenlandse successen, toont aan dat Van Hove het gezelschap nog steeds verder weet te ontwikkelen.
Ik vermoed dat dergelijke parasitaire projecten de komende jaren in veel variaties zullen opduiken. Los van de artistieke mogelijkheden, liggen hier kansen voor organisatorische vernieuwingen die de grote gezelschappen zo hard nodig hebben en die de kleinere groepen niet meer op eigen kracht kunnen uitproberen. Interessant was bijvoorbeeld het opduiken van de ‘Schaduwploeg’ van toneelschoolstudenten die tijdens het ITS Festival nadacht over een ideaal studententheaterfestival. Het weliswaar vaak een vorm van repressieve tolerantie –want niet geïnitieerd door studenten, maar door de scholen– maar toch een waardevolle manier om over de sector na te denken.
De laatste ontwikkeling is, voor mij althans, nog het meest work in progress. Bij de voorstelling Crash Test Ibsen II: Volksvijand van Sarah Moeremans bij het NNT begon het me te dagen: schrijver Joachim Robbrecht maakte een slimme bewerking van Ibsens stuk, waarin de personages vanuit een hedendaags perspectief kijken naar hun rol in het drama van ruim een eeuw oud. “Wij arme personages moeten weer als aas dienen voor de gulzige vis op zoek naar een dramatische prooi! (…) Het leven ging zijn gangetje, en nu bent u er weer en verwacht spektakel.”
En is dat niet precies de attitude waarmee de figuren uit de repertoirevoorstellingen van Susanne Kennedy –vanaf Hedda Gabler tot de kinderen uit De Pelikaan– het publiek tegemoet treden? Het zijn personages die zich verzetten tegen de dramatische constructies waarin ze gevangen zitten.
Davy Pieters en Naomi Velissariou benaderen hetzelfde thema van de andere kant: de personages uit The truth about Kate en A tragedy (simplified) willen hun bestaan zin geven door zich volledig te onderwerpen aan dramatische schema’s. Kate wil een leven als een superster, het personage uit A tragedy (simplified) –een mytische versie van Velissariou zelf– wil een leven als een Aristotelische tragedie.
Het levert een aantal prachtige voorstellingen op die relevant zijn omdat ze zich bezig houden met de steeds nadrukkelijker dramatisering van het leven. Nieuwsberichten over verkiezingen, rampen of schandalen worden gegoten in een dramatische en bij voorkeur spectaculaire mal –de underdog tegen het establishment; het harde lot van het onschuldige slachtoffer; hoogmoed en val– en de grote conflicten –Israël versus Palestina; de nieuwe koude oorlog tussen Rusland en het westen– lijken vooral te gaan over conflicterende vertellingen van de gebeurtenissen. Dat is misschien niet helemaal nieuw, maar de afgelopen jaren heeft die dramatisering het persoonlijke leven bereikt, sinds we op Facebook allemaal onze eigen persona mogen ontwerpen en bijwerken. “Iedereen is onderworpen aan esthetische waardebepaling”, schrijft filosoof en kunstcriticus Boris Groys, die deze nieuwe modus van leven samenvat in de term ‘self design’.
Het theater, blijkt uit de voorstellingen van Robbrecht & Moeremans, Pieters, Velissariou en Kennedy, is een ideale discipline om op deze dramatisering te reflecteren. Vanaf het begin van de twintigste eeuw hebben theatermakers het klassieke repertoire onderzocht, gedeconstrueerd en vernieuwd; postdramatische voorstellingen hebben de uitgangspunten van het drama onder de loep genomen; en nu zien we een jongere generatie de ontdekte ideeën over de rol en werking van drama toepassen op de wereld. Met als uiteindelijke doel om voorstellen te doen hoe het theater nog iets kan zeggen over een complexe werkelijkheid, die door dramatische schema’s tekort wordt gedaan. Metadramatisch theater als het ware: voorstellingen waarin ‘het dramatische’ zelf het onderwerp is.
Daarvoor nemen deze makers afscheid van een belangrijke Nederlandse traditie. De manier waarop veel makers zich in hun werk tot de werkelijkheid verhielden was door nadruk te leggen op de hier-en-nu situatie van het toneelspelen. De onnadrukkelijke, ironische speelstijl van Discordia, ’t Barre Land, Stan en de talloze regisseurs en spelers die door hen beïnvloed werden, maakte het publiek altijd mee-denker en mee-maker van de voorstelling. Deze makers kijken echter eerder naar Duitse voorbeelden als René Pollesch, Rimini Protokoll of Vegard Vinge.
Makers als Laura van Dolron of Marjolijn van Heemstra wilden antwoord geven op de mediacratie door zichzelf schuchter, zoekend en kwetsbaar op het toneel te zetten. Velissariou doet precies het tegenovergestelde en wordt hypergelikte mediapersoonlijkheid. In Crash test Ibsen of De Pelikaan is de basishouding er een van confrontatie. Ze dwingen je als toeschouwer om jezelf de vraag te stellen: wat kom ik hier eigenlijk doen? Wat wil ik eigenlijk zien in het theater?
Ik weet niet of dit soort metadrama echt een stroming is of wordt. Het succes van Kennedy en The truth about Kate toont echter wel aan dat deze makers iets weten te raken dat helemaal van nu is.
Volgend seizoen begint de mallemolen van de cultuurnota weer te draaien en is iedereen weer bezig met beleidsnota’s spellen, vergaderen en voorsorteren op een zo gunstig mogelijke uitgangspositie voor de volgende subsidieronde. Het is te hopen dat de randvoorwaarden voor de kunsten ondersteunen wat kunstenaars inhoudelijk te vertellen hebben. Ik ben daar, gezien de in het verleden behaalde resultaten, niet bijster optimistisch over, maar uit de hierboven geschetste ontwikkelingen lijkt me een niet te negeren agenda samen te stellen.
—
Top 5.
Achterkant, De Warme Winkel
De uiterst gewaagde setting van de voorstelling ín een andere voorstelling wordt door DWW even briljant als genadeloos uitgebuit. Hilarisch, grimmig, liefdevol en uiteindelijk een prachtig statement over wat repertoire nu eigenlijk is: de meetlat waarmee iedere theatermaker zich verhoudt met zijn of haar voorgangers.
Hamlet vs Hamlet, Toneelgroep Amsterdam
Machtige bewerking van Tom Lanoye en een breekbare performance van Abke Haring maken Hamlet nóg eenzamer, nóg besluitelozer en nóg verweesder. Hoogtepunt is de toneelspelersscène waarin Hamlet teruggrijpt op zijn toneelherinneringen om alle perspectieven te kunnen zien en daardoor tot stilstand komt
Hideous (wo)men, Oostpool, Boogaerdt&VanderSchoot, Susanne Kennedy
Verwarrende performance speelt leentjebuur bij soaps, Baudrillard, de selfie-cultuur en Paul McCarthy. Ongemakkelijk einde met vijfvoudige abortus. Alles is opzichtig nep en juist daardoor straalt de hele voorstelling een onrustbarend realisme uit.
The truth about Kate, Davy Pieters, Frascati Producties
De vrolijke evenknie van Hideous (wo)men. Ook een voorstelling over celebrities en identiteitsconstructie, maar dan vrolijk, virtuoos en razendsnel. Adembenemende rol van Velissariou, onterecht miskent door de Theo d’Or-jury.
Blaas, Schweigman&
Festivalhit van vorig jaar, dit seizoen in reprise. Ogenschijnlijk speelse voorstelling over de allerdiepste angsten.