Recensie: ‘The Marx Sisters’ van Stan en De Koe

Parool,recensies — simber op 31 oktober 2014 om 10:39 uur
tags: , , , , ,

“De besluitvaardigheid mo?et eerst worden gespeeld en dan pas worden gemeend. Het mo?et eerst worden gelogen.”

Het werk van Willem de Wolf bestaat eigenlijk uitsluitend uit omtrekkende bewegingen. Je ziet hoe hij onderwerp nadert, steeds relativerend, zijpaden inslaand, voorbehoud inbouwend. Dat duurt soms een voorstelling lang, en aan het eind blijkt dat alles toch gezegd is.

The Marx Sisters dat hij maakte de twee Vlaamse groepen Stan en De Koe heeft als uitgangspunt de twee dochters van Karl Marx, Tussy en Laura. Na een jeugd vol armoede, ideologie en verbanningen heeft de oudste zich teruggetrokken in Parijs en is de jongste actief in de socialistische beweging in Londen. Een beslissing over het publiceren van de brieven van hun ouders dwingt hen elkaar op te zoeken.

Deze anekdote voeren de drie spelers, naast De Wolf de twee prachtige actrices Natali Broods en Sara de Roo, gefragmenteerd op, met een lange aanloop en veel afleidingsmanoeuvres over hun persoonlijke verhouding met Marx en het project, het vertellen van filmische scènes en pogingen om de psychologische verhouding tussen de zussen te pakken te krijgen. Ondertussen bedient Bram de Vreese op het toneel het licht door aan lange snoeren hangende stekkers in stopcontacten te steken.

Maar ook die anekdote is uiteindelijk een omtrekkende beweging voor waar het de makers echt om gaat: de moeizame verhouding tussen idealen en hu grootste vijand – het dagelijks leven. Op een paar punten in de voorstelling worden, terloops bijna, krachtige en waardevolle dingen gezegd over durf, autonomie en verzet. The Marx Sisters is tegelijk complex en transparant. Het wordt gespeeld en het wordt gemeend. Besluitvaardig zijn de makers misschien niet, maar standvastig zijn ze wel.

The Marx Sisters van Stan en De Koe. Gezien 21/10/14 in De Brakke Grond. Aldaar t/m 31/10. Meer info op www.brakkegrond.nl

Als ik de liefde niet heb van Marjolijn van Heemstra, Ro Theater

Parool,recensies — simber op 27 oktober 2014 om 09:46 uur
tags: , , ,

Marjolijn van Heemstra speelt in haar laatste paar voorstellingen steeds drammerige wereldverbeteraars. Het zijn aspecten van haarzelf, die ze aandikt om ruimte te geven aan een ander perspectief: dat van de vrolijk praktische idealist Garry Davis in de gelijknamige voorstelling of de alledaagsheid van Wil Schuurman (weduwe Hans Janmaat) in Hollandse Luchten: Jeremia, vorig seizoen.

Ook in Als ik de liefde niet heb begint ze beschuldigend – iets te hard en met overdreven gebaren. Ze werd benaderd door de Rotterdamse priester Remy Jacobs met de vraag of ze samen een voorstelling konden maken over misbruik in de katholieke kerk. Jacobs was daar in zijn jeugd slachtoffer van, maar koos uiteindelijk toch het priesterambt. In de kerk wordt openheid over dit onderwerp echter niet op prijs gesteld.

Dat wakkert de activist in Van Heemstra aan: ze gaan tegels lichten! Ze gaan deze voorstelling spelen voor de paus! Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Want het gaat in het katholieke geloofniet om rechtvaardigheid en straf, maar om vergeving en genade.

In het decor –stenen, zand en een enorme hoeveelheid wijnglazen gevuld met water– zag ik echter vooral een kil universum, wachtend op een teken van Zijn Goddelijke aanwezigheid. Maar nee, het wordt geen wijn.

Uiteindelijk gaat de voorstelling, subtiel gegoten in de structuur van een mis, vooral over hoe je volgens het geloof omgaat met ellende en pijn. Je moet ‘de lange, donkere nacht van de ziel’ opzoeken en doorstaan. Pas aan de andere kant daarvan is misschien verlossing. Dat lijkt –niet zo verbazingwekkend eigenlijk– sprekend op hoe theater werkt: je leeft mee met personages die de bodem raken en dat mede-lijden leidt tot catharsis.

Dat komt bij elkaar in de onopgesmukte scènes waarin Jacobs gedetailleerd zijn verhaal doet. Intelligent, indrukwekkend theater.

Als ik de liefde niet heb van Marjolijn van Heemstra, Ro Theater. Gezien 11/10/14 in De Meervaart. Nog te zien in Frascati: 21 t/m 25/10. Meer info: www.rotheater.nl

Interview Judith Blankenberg & Ellen Walraven

Sinds dit jaar is Judith Blankenberg de programmeur van Festival De Keuze in de Rotterdamse Schouwburg, waar Ellen Walraven nu een jaar directeur is. Zowel het festival als de schouwburg zoeken meer verbinding met de stad. “Er is hier een F-side, een harde kern van toegewijde bezoekers.”

Het gesprek vindt plaats in de hal van de Rotterdamse Schouwburg. Het theater is al dicht vanwege de zomervakantie, en de gigantische mediawall in de foyer wordt vernieuwd. Juist deze ochtend publiceerde Frie Leysen haar woedende ontslagbrief bij de Wiener Festwochen, waarin ze het festival waar ze één jaar programmeur was beschuldigt van een gebrek aan artistieke visie en een losgezongen zakelijk beleid.

“Het zijn heftige beschuldigingen die ze uit”, zegt Blankenberg. “Maar ze stelt wel terechte vragen die ook voor ons van toepassing zijn. We zijn ons er terdege van bewust dat het noodzakelijk is om het festival te bedden in eerste instantie in de schouwburg, maar ook in de rest van de stad. En de visie van het festival niet iets moet zijn dat zich in mijn hoofd afspeelt, maar dat dat gedragen wordt in de schouwburg en bij het publiek. Daar zijn we ons de afgelopen jaren bewuster van geworden.”

Hoe zou je die visie dan formuleren?

Blankenberg: “Je kunt er allerlei hoogdravende dingen over zeggen, maar op z’n simpelst is het dat ik een programma samenstel met voorstellingen die iets zeggen over de wereld waarin we leven, en daarin ga ik op zoek naar verschillende perspectieven van verschillende kunstenaars uit verschillende werelddelen – ik vind het belangrijk om ook buiten Europa te kijken. En dat moet je dan op een zodanige manier presenteren dat het nu hier iets betekent in deze stad.”

Continue reading “Interview Judith Blankenberg & Ellen Walraven” »

Interview Susanne Kennedy

interviews,Theatermaker — simber op 23 oktober 2014 om 10:11 uur
tags: , ,

Het was een hectische periode voor Susanne Kennedy. Ze brak door in Duitsland, verhuisde naar Berlijn en maakte haar debuut bij Toneelgroep Amsterdam. Haar twee Nederlandse voorstellingen werden respectievelijk geselecteerd voor Het Theaterfestival (De Pelikaan) en genomineerd voor de mimeprijs (Hideous (wo)men). “Ik heb wat afstand nodig van Nederland”

In maart 2013 ging Fegefeuer in Ingolstadt in première, haar eerste grotezaalregie bij de Münchner Kammerspiele. Die voorstelling werd een trage hit. Eind 2013 noemden de Duitse critici in de traditionele eindejaarsenquete in Theater Heute haar het meest veelbelovende regietalent en in februari volgde selectie voor het Theatertreffen. Tussendoor regisseerde ze in Nederland twee spraakmakende voorstellingen: het verwarrende Hideous (wo)men met Boogaerdt/VanderSchoot en een schitterende De Pelikaan bij Toneelgroep Amsterdam, dat hoog op de jaarlijstjes van de critici eindigde.

Ze is inmiddels verhuisd naar Berlijn. “Met het Theatertreffen in mei kwam ik hier aan met m’n verhuisdozen. Ik ben eigenlijk nog nauwelijks gesettled.” Haar relatie liep stuk en de komende tijd werkt ze alleen in Duitsland. “Het is heel snel gegaan. Het voelt wel raar, ik heb 13 jaar in Nederland gewoond en gewerkt. Maar nu heb ik voorlopig geen Nederlandse producties gepland en ik dacht: ik ga gewoon. Ik had een ander perspectief nodig, en ik had ook een soort heimwee. Ik weet niet of ik in Nederland oud kan worden. Veel vrienden van vroeger zijn hier, mijn broer woont er. Uiteindelijk trekt iedereen naar Berlijn.”

Hoe gaat dat, als je als jonge regisseur ineens voor het Theatertreffen wordt uitgenodigd?

“Het duurde even voordat het op gang kwam. Fegefeuer speelde maar een paar keer per maand in München, dus het duurt even voordat mensen hem gezien hebben. Het begon te groeien toen Theater Heute over de voorstelling begon te schrijven. Vanaf de selectie voor het Treffen werd het redelijk absurd. Alle aandacht was heftig, en ik kreeg aanvragen van heel veel theaters. De Duitse theaterwereld stort zich op alles wat nieuw en interessant lijkt. Sommige groepen bellen alleen omdat ze van je gehoord hebben, en kennen jou en je werk verder helemaal niet. Je moet goed weten waar je ja tegen zegt en er is weinig tijd om te beslissen, dus dat gaat redelijk intuïtief.”

En welke keuzes heb je gemaakt?

“Ik maak in ieder geval volgend jaar nog een voorstelling in München, naar Warum läuft Herr R. Amok? van Fassbinder. En Johan Simons heeft me gevraagd om met hem mee te gaan naar de Ruhrtriënnale om daar drie jaar iets te maken. Verder maak ik volgend jaar een voorstelling bij het Maxim Gorki Theater in Berlijn, en in 2017 bij Schauspielhaus Hamburg. En ik ga een opera regisseren in Stuttgart. Dat is spannend. Ik vroeg me af of ik dat wel moet doen: in Duitsland is opera nog veel meer een rigide en hiërarchisch apparaat dan het theater. De dirigent is de baas. Maar Jossi Wieler leidt de opera daar nu en die wil echt een andere manier van werken gaan doorvoeren. Wat me trekt is dat ik daar nog kan leren. Ik ben benieuwd hoe die manier van werken mij beïnvloed.”

“De première van De Pelikaan voelde als het afsluiten van een periode. Ik moet nu volgende stappen zetten. Voor in Nederland liggen er nu geen concrete plannen. Bij Toneelgroep Amsterdam is er ruimte om nog een regie te doen, maar ik moet nog kijken wanneer. Ik heb nu ook even wat afstand nodig. Op dit moment lopen privé en werk even echt door elkaar. De combinatie van werken in Nederland en Duitsland vind ik nog steeds mooi, maar het zit er nu even niet in. Het is niet het cultuurbeleid, dat vind ik wel belangrijk om te zeggen. Er is een natuurlijke breuk.”

Toch had ik het idee dat Hideous (wo)men wel een nieuwe richting in je werk was.

“Ja, dat hoort ook wel echt bij dit afgelopen jaar: de ontdekking van Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot. Dat is zeker wel het begin van iets nieuws. Zij gaan meewerken aan mijn eerste project voor de Ruhrtriënnale: een bewerking van Orfeo als muziektheaterinstallatie.”

“Het werken met Bianca en Suzan aan Hideous (wo)men voelde alsof ik ineens meer vrijheid had. Zo’n concept – je hebt niet je eigen stem, je hebt niet je eigen gezicht – is moeilijk om te vragen aan acteurs. Het is iets dat eigenlijk niet mag in het theater. Maar zij stonden er vanaf het begin af aan voor in vuur en vlam. Dan kun je meteen op een dieper niveau beginnen. Bij Toneelgroep Amsterdam had ik daar waarschijnlijk lang naartoe moeten werken; of misschien had ik het niet eens durven vragen. Net zo heb ik heel ongedwongen het script samengesteld door soapscènes bij elkaar te zoeken. Dat was bevrijdend: ik mag dat gewoon doen!”

Is het ook inhoudelijk een nieuwe richting? Je hebt je nog niet eerder zonder bestaande tekst gewerkt.

“Ik probeer met iedere voorstelling stappen te zetten en zo steeds dichter bij iets te komen wat ik ervaar als ik naar de wereld kijk. We bevinden ons in iets dat we ‘realiteit’ noemen, maar we weten helemaal niet wat dat is. Ik wil die realiteit zichtbaar maken door er een kader omheen te plaatsen en hem vorm te geven. Ik denk dat ik extreem moet worden in vormen om dichterbij die vraag te komen.”

“Het gaat mij dus niet om het thematiseren van theater an sich. Maar de werkelijkheid wordt ons via bepaalde kanalen getoond en het theater is bruikbaar om dat inzichtelijker te maken. Ik vind het fascinerend om uren Youtube te kijken: in wat voor slaapkamers je terecht komt; hoe mensen spreken als ze iets ‘aan Youtube’ vertellen. Hideous (wo)men is veel complexer dan een commentaar op hoe televisie de mensen oppervlakkig maakt en hoe media de wereld verpesten. Weet ik veel hoe het in elkaar zit. Hideous (wo)men gaat over oppervlakte, maar die oppervlakte heeft diepte; het heeft een eigen schoonheid en je kunt je erin verliezen, zoals in een film van David Lynch. In mijn voorstellingen is het altijd meer een toestand die zich uit.”

En wat is dan de volgende stap?

In de film Warum läuft Herr R. Amok? liet Fassbinder zijn acteurs improviseren met totaal banale en nietszeggende gesprekken. Zoals ik met vrienden in het café over niks praat. Die uitgeschreven geïmproviseerde tekst gebruik ik nu als basis voor de voorstelling. Dat kun je eigenlijk niet doen. Dat is absurd. Het moet geen poëzie hebben, geen enkele vorm. Om dat weer op het toneel te zetten heb je juist weer een hele sterke vorm nodig.

We gaan, net zoals in Fegefeuer, weer werken met geplaybackte tekst. Dat was ook echt een ontdekking, daar kan ik eeuwig mee werken. Ik laat de geïmproviseerde teksten inspreken door niet-acteurs – die dat natuurlijk ook weer op een rare, onnatuurlijke manier gaan doen. Dus dat zijn steeds meer stappen van vervorming. En de vraag voor mij is: hoeveel stappen heb ik nodig om voelbaar te maken hoe bizar de realiteit is die wij ervaren en normaal vinden.

Ik heb veel bestaande stukken geregisseerd en het valt me op hoe moeilijk het is om voorbij het verhaal te komen. Voor mij is het vrij duidelijk dat bijvoorbeeld De Pelikaan níet een voorstelling is over moeders of familie of opvoeden ofzo, maar van het publiek en de critici zijn dat toch de elementen je terugkrijgt. Bij Hideous (wo)men lukt het niet meer om er een verhaal van te maken. Het dwingt mensen om hun normale werktuigen los te laten. Je moet er op een andere manier over spreken en schrijven.”

Heb je het idee dat dat in Duitsland meer en beter gebeurt?

“De mythe is dat de kritiek in Duitsland zo fantastisch is, maar dat valt wel mee. Je ziet toch dat ook hier dat veel critici niet verder komen dan de middelen beschrijven. Ik heb bijna de behoefte om meer richting beeldende kunst te bewegen, vanwege het andere, meer theoretische discours. Maar ik realiseer me dat het bijna wetenschappelijk onderzoek waar ik om vraag. Wat ik belangrijk vind is dat het er in de reflectie niet om gaat of die enkele voorstelling nou geslaagd is of niet, maar om de voorstellingen te plaatsen in een kader en het liefst ook in de tijdgeest.”

“Het Theatertreffen is overigens wel echt heel bijzonder. Al die aandacht en prestige. Theater doet er dan echt toe. Fegefeuer werd op televisie uitgezonden en er zijn blijkbaar mensen die dat bekijken. Er is toen ook heel veel over die voorstelling geschreven, maar nogmaals: ik heb niet veel gelezen dat me nieuw inzicht gaf in m’n eigen werk. Ook in Duitsland zijn er weinig beschouwingen die echt de diepte in gaan.”

“Er is wel echt een verschil in publiek tussen Nederland en Duitsland. Duitsers willen en moeten zich tot een voorstelling verhouden. Het kan echt iets met ze doen en ze kunnen heel kwaad worden. Op de première van Fegefeuer was er ruzie tussen voor- en tegenstanders. Dat vond ik fantastisch! Dat mis ik in Nederland. Ik weet niet wat het publiek vond van voorstellingen die voor mij belangrijk waren. Hoogstens van vakgenoten. Wat dat betreft verdwijnt een voorstelling in Nederland in een soort gat.”

Interview Kirsten Mulder

interviews,Theatermaker — simber op 22 oktober 2014 om 10:09 uur
tags: ,

Met haar maffe, kinderlijke en lichamelijke opvatting van een vaak verontachtzaamde rol trok Kirsten Mulder dit seizoen volop de aandacht. Voor haar Honey in Who’s Afraid of Virginia Woolf? werd ze genomineerd voor de Colombina. Na de mimeopleiding werd ze een van de trouwste actrices van Toneelgroep Oostpool, maar nu staat ze voor een nieuw begin. “Ik probeer de traditionele hiërarchie van zo’n stuk om te gooien.”

“Ik wil eigenlijk alles vasthouden,” zegt Kirsten Mulder halverwege het gesprek. “Ik vond het heel fijn in een ensemble. Je kunt echt bouwen.” Maar Oostpool moest na de cultuurbezuinigingen het vaste ensemble ontslaan en Mulder is nu freelancer. Toch wil ze geen afscheid nemen van de opgebouwde geschiedenis. Ook met cast van de edelsoap Westenwind, waar ze ruim twee jaar in speelde, heeft ze nog steeds goed contact.

Dat lijkt me een rare combinatie: tegelijkertijd de mimeopleiding doen en in een grote RTL-serie spelen.

Ja, dat was bizar. En het was eigenlijk not done. Maar Maarten Lok, dat was toen de artistiek leider van de mimeopleiding, vond het goed. Ik had iets uit te zoeken met beeld en film en ik kon daar zoveel ervaring op doen. En ik heb een fantastische tijd gehad, hoewel het combineren moeilijker was dan ik dacht. Ik heb mijn klasgenoten ook wel in de steek gelaten.”

“Voor veel mensen ben ik nog steeds Fleur Noordermeer, ik wordt nog wel herkend. En dat koester ik ook. Je komt zulke onvoorstelbare verhalen tegen. Ik had een keer pech met mijn auto en er moest een berger komen om me te helpen. Die man schrok heel erg toen hij me zag. Hij was fan van Westenwind en mijn personage was toen net overleden. Hij had een zoon die kort daarvoor verongelukt was. Het greep hem heel erg aan –al die jonge mensen die doodgaan– en ik ben met hem meegegaan naar het bermmonumentje voor die jongen. Over dat verhaal heeft Ramón Gieling een televisiedocumentaire gemaakt, Herinnering aan een trieste dageraad. Maar ook vrolijker: de bruidsjurk die voor mijn televisiehuwelijk is gemaakt, werd later voor echte bruiloften vrij populair – de Fleur-jurk. Westenwind heeft echt heel veel voor mensen betekent.”

“En ik kom uit een echt VPRO-gezin waar commerciële televisie bijna taboe was. Ik werd echt een beetje verscheurd tussen die twee werelden. Dat is nu makkelijker, denk ik. Televisie en theater liggen nu dichter bij elkaar en ik ben nu zelf minder bang dat mensen me in voor eeuwig in een hokje stoppen.”

Hoe ben je ooit aan het theater gekomen?

Mijn moeder is dramatherapeute, dus theater was bekend en voorhanden. We gingen veel naar de schouwburg in Utrecht, ook naar de Blauwe [kleine] zaal. Ik herinner me Romeo en Julia van Dirk Tanghe. Dat was zo inspirerend, daarbij dacht ik voor het eerst: ik wil wel spelen. Ik heb de vooropleiding gedaan in Amsterdam, en één jaar Maastricht voordat ik op m’n plek kwam op de mimeopleiding. Ik had toen inmiddels Marlies Heuer zien spelen en Carver en ik voelde aan dat dat bij me paste.

Ik zat in de klas met Suzan Boogaerdt en Willemijn Zevenhuijzen, mensen die ook veel met tekst bezig waren. Andere klassen waren veel meer gericht op bewegingstheater. Wij kregen ook veel les van Marlies Heuer. Daar heb ik geluk mee gehad, want dat was wat ik wilde. Grappig genoeg heb ik na mijn opleiding vrijwel nooit in een mimestuk gestaan en vooral toneelrollen gespeeld.

Hoe beïnvloedt je mime-achtergrond je huidige rollen?

Al vanaf de opleiding ben ik altijd op zoek geweest naar manieren om de tekst en het fysieke te laten samenkomen of elkaar tegen te kleuren. Dat staat voor mij niet los van elkaar, dat is mijn primaire manier van spelen. Ik probeer van iedere rol iets herkenbaars te maken, kleinere rollen geven daarin vaak meer vrijheid dan grotere. Ik probeer toch vaak de traditionele hiërarchie in zo’n stuk –wat is de hoofdrol, wat de bijrol– omver te gooien. Dat heeft voor mij wel met mime te maken: dat je iedere rol een gevaarlijk en noodzakelijk maakt. Bij Virginia Woolf is het bijvoorbeeld gelukt om het een echt kwartet te maken in plaats van de groten en de kleinen.

We zijn allevier grofweg van dezelfde leeftijd, dus het thema van de twee generaties in het stuk krijgt sowieso minder nadruk. Honey is 24, maar ik ben ouder dan Maria Kraakman, die Martha speelt. Dat maakt de verhouding tussen de stellen gelijkwaardiger. We hebben elkaar echt het vuur na aan de schenen kunnen leggen. We waren in het begin erg met die leeftijden bezig, en bij de try-outs ook nog wel – dan komen mensen toch meer kijken met de vraag: wat hebben ze ermee gedaan?, in plaats van: wat is het? Maar uiteindelijk hebben we het met z’n vijven echt naar onszelf toegetrokken. Daar ben ik heel trots op.

Er zit een kind in mij, en samen met Erik Whien wilden we in Virginia Woolf dat als ingang gebruiken voor mijn rol. De andere drie willen een ‘volwassen’ gesprek hebben en hoe harder dat wordt, hoe meer ik het kind wordt en een soort naïviteit opzoek. Tegen het eind doet Honey een dans op Beethoven. Dat is een raar en genant moment, maar het moet ook schoonheid en levenslust hebben. Even hoeven ze allemaal niet te praten en maken ze geen ruzie. Dus eerst is het hilarisch en dan ontroerend. Op de een of andere manier was ik vrij snel uit. Ik wist hoe dat moest. Toen voelde ik me wel weer een mimer.

Is het dan voor jou ook een hoopvolle voorstelling?

Ja, ik denk het wel. Als Sanne den Hartogh en ik aan het eind samen weglopen, dan zie je denk ik wel dat ze ergens doorheen zijn gegaan. Ze hebben iets gruwelijks gezien dat ze niet kennen, en misschien is dat wel hun redding. Ze willen dat hun leven beter kan zijn dan de narigheid van George en Martha, maar ook méér dan het vastgeroeste leven dat ze zelf hadden. En Nick heeft ook iets van Honey gezien dat hij niet kende. Ze roept: “Hou je bek!” Dat heeft ze nog nooit gedaan. En uiteindelijk zegt ze: “Ik wil een kind.” Dus als het goed gaat, is het een echte catharsis. Maar het ligt ook aan de avond; soms eindigt het heel lief en klein, soms is het echt destructief.

Wat zijn je plannen voor de komende periode?

“Ik wil zeker met Marcus blijven werken. We verrassen elkaar iedere keer weer, en ik me voel me bij hem veilig genoeg om dingen uit te proberen. Hij kent me goed en ziet ook waar ik klaar voor ben. Ik hoop dat ik hem nog steeds inspireer, maar die indruk heb ik wel. Je moet het vertrouwen hebben dat hij je vraagt omdat hij je wil en niet uit verplichting. En ook zelf met iets komen.”

“Het is wennen. Binnen de producties waarin ik speel is het nog steeds vertrouwd, maar je voelt dat het geen ensemble is. Je ziet minder goed waar de anderen mee bezig zijn en er zijn veel wisselingen van de wacht, ook op kantoor. Oostpool is meer een productiehuis geworden. Soms voel ik me wel op bezoek bij mijn eigen gezelschap. Daar wordt je ook afwachtender van; je moet iedere keer maar hopen dat je gevraagd wordt voor een nieuw project. Maar goed, het geeft ook beweging en dat is uiteindelijk heel vruchtbaar.”

“Toen ik eerst als freelancer aan de slag moest, voelde ik wel paniek in m’n hart. Ik durf niet zo goed niet te weten wat ik over een jaar doe. Ik wil weten wat de plannen zijn. Maar ik zie nu wel dat er ruimte is om verder te kijken wat ik nog zou willen zonder Oostpool los te laten. Ik wil heel graag blijven werken met Erik Whien en Joeri Vos, en misschien ook wel met Boogaerdt en Van der Schoot. En ik zou wel weer een mooie film of televisieproductie wilen doen. Volgend jaar speel ik in ieder geval mee in Angels in America; daar kijk ik enorm naar uit. Ik speel de engel. Dat wordt vast weer een hele fysieke rol.”

Who’s afraid of Virginia Woolf is nog te zien op 5 en 6 september in de Toneelschuur en op 11 t/m 13 september op het Nederlands Theaterfestival

Seizoensoverzicht 2013-2014

beschouwingen,Theatermaker — simber op 21 oktober 2014 om 09:55 uur
tags: ,

Hoe zullen we in de toekomst leven? Zowel in de kunst als in de randvoorwaarden werden in het afgelopen seizoen lijnen naar de toekomst uitgezet. Minister Jet Bussemaker beloofde bestuurlijke rust in de tent en die politieke luwte werd door het theaterveld aangegrepen om –voor het eerst sinds de invoering van de Basisinfrastructuur– na te denken hoe het zichzelf beter kan organiseren. Maar hoe kijken kunstenaars in hun werk vooruit?

Temidden van een seizoen vol zorgen over talentontwikkeling, zich roerende jonge makers, debat over kritiek, geroddel over Johan Simons en maxi-aandacht voor de megaproductie Anne zag ik drie thema’s die samen een goed beeld geven van waar het Nederlandse theater anno 2014 staat: toekomsttheater, parasitair theater en een golf die ik metadramatisch theater zou willen noemen.

In de nasleep van de kunstenaarsacties tegen de bezuinigingen van het kabinet Rutte I viel onder theatermakers vaak te horen dat ze liever wilden opbouwen dan protesteren. Geëngageerde makers zochten manieren om de energie die onder meer de Mars der Beschaving opriep een rol te geven in hun werk. Was het niet een traditionele taak van de kunst om alternatieven te laten zien voor de huidige samenleving? Was het scheppen van utopieën (of het aan Foucault ontleende ‘heterotopieën’ – plekken met een ander perspectief) niet de core business van maatschappelijk geëngageerde kunst?

Een groot aantal voorstellingen speelde dit jaar (deels) in de toekomst. In Vermogen van Mugmetdegoudentand is het 2023 en handelt een van de hoofdpersonages in geprivatiseerd water met de Chinezen; in Achterkant van De Warme Winkel is het 2027 en viert Toneelgroep Amsterdam nog steeds triomfen met Lange dagreis naar de nacht; Aan het eind van Hospital van Wunderbaum is het 2018 en wordt de gezondheid van het hoofpersonage gemanaged door een buurtzorgteam; in Domo de E?ropa Historio en Ekzilo van Thomas Bellinck is het eind 21e eeuw en wordt in een versleten museum teruggekeken op de idealen van de inmiddels ter ziele gegane Europese Unie.

Continue reading “Seizoensoverzicht 2013-2014” »

Recensie: ‘Phaedra’ van De Utrechtse Spelen

“Wat lichte liefde zou kunnen zijn ligt op mij als een mud modder van zonde.” Phaedra (Wendell Jaspers) heeft zich opgesloten in een kamer die haar aan alle kanten oneindig weerspiegeld. Haar man Theseus is op avontuur in de onderwereld en zij wordt verteerd door ziekelijke liefde voor haar stiefzoon Hippolytus.

Thibaud Delpeut is een van de nieuwe gezichten onder de Nederlandse toneelleiders. In Limburg worden Servé Hermans en Michel Sluysmans de nieuwe artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht, over twee jaar vertrekt Alize Zandwijk bij het Ro Theater en als de geruchten in de sector kloppen wordt binnenkort bekend wie Het Zuidelijk Toneel overneemt.

Delpeut nam, samen met zakelijk leider Jacques van Veen, de ondankbare taak op zich om De Utrechtse Spelen uit het slop te trekken. De vorige artistiek leider Jos Thie had na een al te driest cultureel ondernemend avontuur het gezelschap opgezadeld met een miljoenenschuld en moest vertrekken.

Delpeut heeft zich ruimschoots bewezen als een van de meest interessante nieuwe regisseurs voor de grote zaal, met een aantal opmerkelijke locatieproducties en een prachtige gastregie van Nora bij Toneelgroep Amsterdam, waar hij daarvoor het ontwikkelingstraject TA2 aflegde.

Voor zijn debuut bij De Utrechtse Spelen koos hij voor Phaedra van Hugo Claus, die zijn versie baseerde op Seneca. Het is een wat eigenaardige voorstelling geworden, waarbij de opgeroepen emoties niet lijken te passen bij de taal van Claus en de intellectuele ideeën die worden opgeworpen. Maar een paar weergaloze scènes redden de avond.

Het sobere en effectieve decor (van Roel van Berckelaer) verdeelt het toneel aanvankelijk in een vrouwen- en een mannenwereld. Phaedra en haar bediende (Marlies Heuer) bevinden zich in de kamer met half doorzichtige spiegels, Hippolytus (Jan-Paul Buijs) en zijn vrienden lopen daarbuiten vrij rond in een kunstenaarsatelier, waar ze Claus’ tekst opzeggen als een soort slam poetry.

Als Phaedra even later toch haar liefde aan Hippolytus bekent, wijst hij haar af. Dat zet een dodelijke keten van gebeurtenissen in werking. De thuiskomst van Theseus (Hein van der Heijden) is de sleutelscène. Ondersteund door ophitsende trommels wordt het weerzien met vrouw enerzijds en zoon anderzijds op ijzingwekkende wijze met elkaar versneden.

Phaedra beschuldigt Hippolytus ervan haar te hebben aangerand en Theseus jaagt hem de dood in. Uiteindelijk vertelt ze Theseus de waarheid en pleegt ze zelfmoord. Die dubbele draai –van liefde naar haat en terug– weet Jaspers echter niet overtuigend te maken. Ze lijkt gevangen tussen Claus’ tekst die de goden een belangrijke rol geeft in Phaedra’s emotionele huishouding en Delpeuts psychologische benadering, die haar geen koningin maakt, maar een aardse, moderne vrouw.

Mooi is hoe het spiegelhuis in het decor uitklapt, waardoor een het publiek deels zichzelf ziet. Zijn we zelf ook zo als Phaedra? Gevangen het spiegelpaleis en de echoput van onze eigen omgeving, waardoor we uiteindelijk neigen naar onze extreemste emoties?

Delpeut, opgeleid als klinisch psycholoog, heeft als regisseur twee kanten: de koele beschouwer van de mens en de enthousiaste bespeler van alle theatrale registers. In Phaedra zijn ze beide aanwezig, maar net uit balans.

Phaedra van De Utrechtse Spelen. Gezien 10/10/14 in Utrecht. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg): 17 en 18/10. Meer info op www.deutrechtsespelen.nl

Recensie: ‘Een goed nest’

“Als we Abba deden was jij Agnetha en ik die saaie Frieda.” Tussen de zussen Noor (Anneke Blok) en Eva (Henriëtte Tol) is alles strijd, zelfs een playback-act van tientallen jaren geleden. Ze zijn in de vijftig en totaal verschillend, maar voor een potje verwijten zijn ze allebei te vinden.

Boekbewerkingen zijn al een tijdje de aardappelen van het Nederlandse theatermenu, maar dit seizoen zijn het er extreem veel. Alleen al deze maanden kunt u theaterversies zien van De Laatkomer (Dimitri Verhulst), De Ontdekking van de Hemel (Harry Mulisch), De Avonden (Gerard Reve) en Het Dwaallicht (Willem Elsschot) – en dat zijn alleen nog maar de Nederlandse titels.

Tessa de Loo komt nu met iets nieuws. Haar nieuwste boek, Een goed nest, komt vrijwel tegelijk uit met een toneelversie (bewerkt door Myranda Jongeling) en bovendien is er een luisterboek, ingesproken door de actrices in de voorstelling. Een mooi gevalletje synergie voor uitgever en theaterproducent.

Of Noor en Eva nu echt uit een goed nest komen blijft lang in het midden, maar in ieder geval zitten ze er nu warmpjes bij. Noor is internationaal succesvol kunstenares in Amsterdam met een dochter uit een onduidelijke affaire, Eva is tandartsvrouw in de Achterhoek en leidt een leven vol paardenclubs en zelfgemaakte jam. Noor is neurotisch en maakt iedere situatie onrustig, Eva is nuchter en een beetje saai.

Na enkele jaren sporadisch contact is Noor ineens afgereisd naar de provincie, maar waarvoor? Gaat het om de vroege werken die Eva’s man Richard ooit van haar kocht en die ze nodig heeft voor een expositie en Berlijn? Of gaat het om het servies dat na de dood van moeder bij Eva is beland?

De Loo schetst vaardig en zonder al te veel clichés een paar herkenbare moderne vrouwen die villein en heel geestig kunnen kibbelen. Het verhaal, en de geheimen die tijdens dit bezoek worden onthuld, geven echter geen aanleiding tot enorm stevig emotioneel vuurwerk.

Aan de actrices dus om de voorstelling toch te laten sprankelen en dat doen ze met verve. Blok in een soort doorlopende verdedigingspose en Tol met langzaam afkalvende waardigheid weten de droge humor en de vele steken onder water in hoog tempo op te dienen en brengen de toenaderingspogingen van de zussen geloofwaardig en zonder klefheid. Regisseur Jaap Spijkers weet de tragikomische toon grotendeels dynamisch te houden.

Maar ook hij kan niet voorkomen dat het stuk al vroeg gaat trekken. Deels komt dat door de lichte plot, maar het heeft ook te maken met de monologen die de beide zussen hebben, soms tegen de zaal , soms mijmerend in zichzelf. Daarin wordt op nogal abstracte wijze gereflecteerd op wat je al hebt gezien. Literair werkt dat misschien, maar in het theater is het niet nodig. Daar heb je genoeg aan twee oudere meisjes die op Abba dansen en weer even zestien worden.

Een goed nest van Esser Theaterbureau. Gezien 7/10/14 in DeLaMar. Aldaar nog vanavond, tournee t/m 21/12. www.eengoednest.nl

Recensie: ‘Een bruid in de morgen’ van TA2

“Ik heb nog nooit zoiets merkwaardigs gezien als hoe die twee met elkaar omgaan.” Thomas en Andrea zijn verliefd. Maar ja, ze zijn broer en zus. In Een bruid in de morgen van Hugo Claus is hun liefde het enige zuivere in een leugenachtige wereld. Regisseur Maren Bjørseth zet het contrast vet maar effectief aan in haar stijlvolle regiedebuut bij Toneelgroep Amsterdam.

Andrea (een frêle maar taaie Hélène Devos) en de zwakbegaafde en dromerige Thomas (Alwin Pulinckx) steken in hun sobere kleren scherp af tegen hun ouders (Marieke Heebink – alweer een mooie moederfurie en Fred Goessens als passieve dikzak); verarmde sjiek die met barokke kostuums de schijn probeert op de houden.

Moeder ziet mogelijkheden om de argeloze zoon weg te huwen aan een verwelkte nicht met geld. Die nicht wordt met bewonderenswaardige overdaad gespeeld door Camilla Siegertsz; te bloot, te gegeneerd, te zenuwachtig, te geposeerd – geen twee woorden komen er zonder hakkelen uit, geen houding lijkt haar enig comfort te geven. Maar erachter sluimert altijd de kille macht van het gepriviligeerde leven.

De confrontatie tussen Siegertsz en het prachtige naturel van Devos is het mooist aan deze geslaagde voorstelling.

Een bruid in de morgen is een jeugdwerk van Claus, die zich in een kleine revival mag verheugen dit theaterseizoen. Alle personages dromen van een beter leven en in de romantische fantasieën waarin ze zich wentelen zet Claus zijn taalregisters vol open. Qua plot is het alleen een beetje een rommeltje. Des te knapper dat Bjørseth van alle personages toch invoelbare mensen weet te maken.

Een bruid in de morgen van TA2 (Toneelgroep Amsterdam en Frascati Producties). Gezien 6/10/14 in Frascati. Aldaar t/m 18/10. Meer info op www.tga.nl

Verslagje: Openbare repetitie ‘Van Gogh spreekt’

Parool,verslagjes — simber op 13 oktober 2014 om 09:56 uur
tags: , , , ,

In De Balie vond gisteren de eerste repetitie van de toneelvoorstelling Van Gogh Spreekt plaats, in het openbaar. Porgy Franssen speelt de filmmaker en polemist mét bretels, maar zonder buik.

“Dit is pas de allereerste keer dat we het doen. Het wordt nog veel slechter”, grapt Porgy Franssen als zijn monoloog weer eens wordt onderbroken door technisch oponthoud. Regisseur Gerardjan Rijnders heeft al aangekondigd dat er nog veel ontbreekt aan de voorstelling maar na veertig minuten sneak preview krijgt het verzamelde publiek al een aardig beeld.

Van Gogh Spreekt is een initiatief van Parool-muziekjournalist Roeland Hazendonk, van jongs af aan bevriend met Theo van Gogh. In een strakke monoloog laat hij Theo tien jaar na de moord terugkijken op zijn leven. Hij vertelt over zijn jeugd in Wassenaar, zijn films en zijn vaak nogal meedogenloze columns over bijvoorbeeld Leon de Winter.

Franssen wordt ondersteund door een grote hoeveelheid video. Samen met de jonge theatergroep De Hollanders bracht Rijnders de vrolijk perverse fantasieën van de jonge Theo over het leven in Wassenaar in beeld en –het leukst van al– reconstrueerden de makers een paar van de filmpjes die Van Gogh maakte waarmee hij auditie deed voor de Filmacademie (hij werd vanzelfsprekend afgewezen). De originelen belandden overigens in de Brouwersgracht, door Theo’s eigen toedoen, of dat van een vriendin.

Verderop in de voorstelling gaat Van Gogh met zichzelf in discussie, als Franssen als Van Gogh de gespreksleider van Een prettig gesprek met een cactus op tafel via het beeldscherm de Van Gogh op het toneel scherp ondervraagt. Die beelden zijn echter nog niet af.

Franssen doet Van Gogh nergens na. “Ik heb wel wat filmpjes bekeken op Youtube en dan zie je van die houdingen, zoals dat hij met de armen over elkaar een beetje achterover leunend naar iets staat te kijken. Met die bretels en een paar van die kenmerkende poses zeggen mensen al heel snel: je lijkt precies op hem.

Een hagiografie wordt de voorstelling niet. In de gesprekken na afloop met regisseur en auteur is het opvallend hoe streng ze zijn voor Theo van Gogh. “Hij had de Nederlandse Fassbinder kunnen zijn”, zegt Rijnders, “Maar hij leek vaak zijn kunstenaarschap niet serieus te nemen. Hij was gewoon niet gedisciplineerd genoeg.”

“Ik laat het verhaal beginnen met de televisiequiz Babbelonië uit het begin van de jaren tachtig”, zegt Hazendonk. “Een ellendig infantiel spelletje waar Theo heel geestig over schreef; hij heeft zelfs een paar ‘liederlijke liederen’ opgenomen over Jos Brink die in het panel zat en Pim Jacobs die het presenteerde. Het was alles waartegen hij zich wilde afzetten. Maar aan het eind confronteer ik hem met de vraag of hij op een gegeven moment niet zelf een soort Pim Jacobs is geworden. Hij is ijdel en koos vaak voor effectbejag.”

Rijnders vind het echter belangrijk om de veelzijdige mens te laten zien achter het beeld van de “dikzak en schrijver van ranzige columns”, dat na de moord overbleef. Jeugdvriend Hazeldonk ziet Van Gogh vooral als een fantastisch personage om iets te vertellen over de moeizame verhouding tussen de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. “In zekere zin misbruik ik hem voor mijn verhaal, maar onze meningen komen genoeg overeen.”

Van Gogh spreekt is op 2/11 te zien in de Stadsschouwburg. www.van-gogh-spreekt.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity