Het was het seizoen van de bijl. Op 1 januari 2013 ging de nieuwe cultuurnotaperiode in, en daarmee werden de inmiddels al zo lang geleden aangekondigde bezuinigingen werkelijkheid. Een aantal prominente instellingen sloot hun deuren en andere fuseerden, verhuisden of zochten eigen manieren om de kosten te drukken. Maar wat was er dit seizoen in de theaterzalen eigenlijk te merken van de kaalslag? En welke onderwerpen houden de theatermakers bezig?
De voortekenen waren niet gunstig. Toneelgroep Amsterdam had slechts drie nieuwe voorstellingen op de rol, in april gingen tien dagen voorbij zonder één theaterpremière. “Dat is, vermoed ik, buiten de zomervakantie nog niet eerder voorgekomen”, schreef Hein Janssen in een column in de Volkskrant. Het leek de voorbode van de zeer magere jaren die het theater te wachten stond, maar de situatie bleek genuanceerder te liggen. Seizoen 2012/2013 werd gepland nog vóór de uitslag van de subsidiebeslissingen bekend was. Omdat de theaterproducenten weinig zekerheid hadden over hun financiële armslag na 1 januari, kozen de meesten voor een uiterst voorzichtige planning, met veel reprises en weinig nieuw werk.
Vooral in de eerste seizoenshelft zetten de afscheidsvoorstellingen de sombere toon. Carver hernam hun eerste voorstelling, het ruim twintig jaar oude Café Lehmitz, Het O.T. speelde Zeezicht van Edward Albee, De Engelenbak hield haar laatste Open Bak, het Rozentheater verkocht haar inboedel op Facebook. Ook de groepen die aankondigden verder te willen gaan zonder subsidie maakten voorstellingen die doordrongen waren van verlies en afbraak, zoals De Samoerai van Bambie of de herneming van De laatste dagen der mensheid van ’t Barre Land.
Ook op andere manieren werd een periode afgesloten: Eric de Vroedt maakte zijn laatste Mightysociety en zowel Sadettin Kirmiziyüz als Ilay den Boer volbrachten voorstellingscycli over hun familie.
Met heel veel optimisme zou je in al deze eindes het potentieel kunnen zien voor een nieuw begin. En er waren ook genoeg positief ingestelde theatermensen die een heerlijke nieuwe wereld voorspelden van crowdfunding, cultureel ondernemerschap en beter publieksbereik. Iedere cultuurinstelling heeft minstens een dozijn aanbiedingen gekregen van bureaus die graag willen onderwijzen hoe je als kunstorganisatie ondernemender kunt worden. Tegen fikse betaling, dat spreekt.
De meest ambitieuze poging tot inhoudelijk vernieuwing kwam van acteursgroep Wunderbaum. Het Rotterdamse collectief kondigde aan de aankomende kunstenplanperiode te gaan werken aan één project, The New Forest, een nieuw op te richten alternatieve samenleving, waarbij het samenwerkt met de radicale socioloog Willem Schinkels, de achitecten van ZUS en reclamebureau KesselsKramer. Na de teleurstellende eerste voorstelling (The beginning), werd de reikwijdte van het project helderder met De komst van Xia, een locatievoorstelling waarbij zo’n dertig vrijwilligers meededen, die eindigde met een prachtig absurde, zelf verzonnen rituele inhuldiging van een nieuwe leider: het Chinese meisje Xia.
Toch lijkt The New Forest vooralsnog in de eerste plaats een context of thema om voorstellingen omheen te maken dan een nieuwe manier om voorstellingen te maken. Meer een nieuw ding dan een nieuw soort ding. Maar Wunderbaum denkt in ieder geval na over nieuwe vormen en strategieën om met het theater nog maatschappelijke betekenis te hebben.
Tegelijkertijd was de meest succesvolle voorstelling van het seizoen De Verleiders. Een relatief traditionele, cabareteske show over de vastgoedfraude, testosteronrijk gespeeld door onder anderen Pierre Bokma en Victor Löw en met de vrij cynische boodschap: u bent geen haar beter dan deze misdadigers. Na De Prooi vorig seizoen bewees De Verleiders opnieuw dat er prima publiek te vinden is voor de eeuwige verhalen over macht, hebzucht en hoogmoed, mits ze worden verteld in een moderne context.
Dat is precies de tegenovergestelde aanpak van de meeste theatergroepen. Kijk bijvoorbeeld naar het Noord Nederlands Toneel (maar ik zou bijna alle grote gezelschappen kunnen noemen), die vorig seizoen Hamlet al te hardhandig koppelde aan moderne psychiatrie en dit jaar rondom Misdaad en Straf geënsceneerde rechtszaken organiseerde om Dostojevski’s antiheld Raskolnikov bloot te stellen aan het moderne strafrecht.
Het is niet per se slecht, maar het voelt langzamerhand een beetje ouderwets. Ieder jaar studeren nieuwe regie-talenten af die hun diepe liefde voor het toneelrepertoire uitdragen en ieder seizoen stemt het theaterpubliek met de voeten over hun belangstelling voor oude stukken in een modern jasje. Daarom was Wassa van regisseur Alvis Hermanis ook zo’n openbaring. Tijdens het Brandstichters-programma van de Amsterdamse Stadsschouwburg, waarin vijf voorstellingen van de Letse Hermanis getoond werden, presenteerde hij Maksim Gorki’s stuk als een Mad Men-achtige tijdscapsule, met decor, requisieten en kostuums uit 1910. Mede door het prachtige spel van o.a. Elsie de Brauw en Katja Herbers bereikte die voorstelling een enorme gelaagdheid, zoals je die eigenlijk alleen uit de literatuur kent.
Kortom: voor optimisme en echte innovatie is in Nederland nog even geen ruimte. De wonden zijn nog te vers en de schulden van het verleden zijn nog te zwaar. Niets illustreerde dit punt wranger dan de volstrekte teloorgang van De Utrechtse Spelen (DUS). Optimistisch berekend risico nemen (cultureel ondernemerschap!), geen alternatief bij tegenvallers, een restschuld die bij de gemeenschap komt te liggen; de lijn tussen de kunsten en de financiële sector was in Utrecht akelig dun.
Het ergste van de hele affaire is dat een Basisinfrastructuurgezelschap als DUS too big to fail blijkt: de organisatie is nu een lege huls, zonder leiding, zonder raad van toezicht, zonder eigen gebouw en zonder voorstellingen. Geen enkele getalenteerde artistiek of zakelijk leider zal daar z’n vingers aan willen branden, zo lang er zonder geld nog wel aan de functionele eisen van OCW moet worden voldaan. Opheffen, zou je denken en het geld geven aan het Fonds Podiumkunsten –dat nog een aantal gezelschappen met een positief advies onder de zaaglijn heeft staan– of desnoods naar een productiehuis –waarvan ze in Den Haag nu ook wel zien dat het opheffen iets te rigoreus was– maar nee, voor de gemeente is de anderhalf miljoen rijkssubsidie een verworven recht en bovendien had DUS zich in korte tijd onmisbaar gemaakt voor de organisatie van het bid voor Culturele Hoofdstad van Europa. Gelukkig liep dat op rolletjes… Oh wacht…
Je zou kunnen zeggen dat het Nederlands theater vast zit. Vast tussen teruglopende inkomsten, hoge functionele eisen, eigen artistieke wensen, de nooit eindigende crisis, de oprechte wil om een groter en nieuw publiek te bereiken en onwankelbare, romantische ideeën over de taak en functie van kunst.
Zo bezien is het eigenlijk heel logisch dat Nora van Ibsen hét stuk van het seizoen werd. Vier uitvoeringen waren te zien, van Toneelgroep Amsterdam, Sarah Moeremans bij het NNT, Stan, en van Ton Lutz Prijs-winnares Maren Bjørseth. Vier keer een schijnvrome vrouw gevangen in een leugenachtig huwelijk. En vier keer is Nora niet zomaar een willoos slachtoffer, maar medeschuldig aan haar situatie, en vier keer is de radicale, maar pijnlijke keuze aan het eind onafwendbaar.
Het zal ongetwijfeld niet zo bedoeld zijn door de makers, maar bij de derde Nora die ik zag (van Stan) kon ik het niet meer anders zien dan als uitstekende metafoor voor de positie van het Nederlandse theater in de maatschappij. En met die blik zag ik ineens overal Nora’s: Marjolijn van Heemstra die vertelde over wereldverbeteraar Garry Davis en haar eigen avonturen met zijn zelfuitgevonden wereldpaspoort; Dood Paard de De Warme Winkel die de crisis te lijf gingen door hun eigen groente te verbouwen voor hun voorstelling Paradijs; Eric de Vroedt die in Mightysociety10, een sleutelvoorstelling over zijn eigen familie, zichzelf op het toneel zette als kunstenaar die bunkers bouwt; en natuurlijk wederom Wunderbaum met The New Forest. Het zijn allemaal makers die zich opgesloten lijken te voelen, allemaal struikelend op zoek naar de bevrijdende deur om uit te ontsnappen en achter zich dicht te slaan.
Zoals ik eerder al schreef ben ik niet bijster optimistisch over de mogelijkheden die het theater heeft om werkelijk nieuwe richtingen in te slaan zonder zichzelf te verloochenen. Tegelijk is de zoektocht van de kleinschalige gesubsidieerde theatergezelschappen juist nu belangrijk, omdat het de enige plek is waar nog onderzoek naar nieuwe vormen en strategieën kan plaatsvinden.
De versplintering van het theaterveld heeft nog lang niet zijn hoogtepunt bereikt. Op mijn computer heb ik al een lijstje aangelegd van de meest deprimerende theaterproducties van volgend seizoen. Wat te denken van de Smart&Sexy theatershow van Lisa Portengen (“een mix tussen de Oprah Winfrey talkshow & theater met bijzondere inzichten, kadootjes, muziek, kippenvel en volop inspiratie”) of Mari Experience van kapper Mari van de Ven (“Tijdens deze avond leert Mari je alles over haar en make-up, vertelt hij over trends en geeft unieke en niet te missen tips en tricks die jou er voortaan nóg mooier uit laten zien”). Dit soort marketingtheater zal de komende jaren een onontkoombaar onderdeel worden van de theaterprogrammering in Nederland.
Tegelijkertijd is er de afgelopen jaren een heel nieuw fringe-circuit ontstaan van jonge makers die vrijwel zonder geld op niet-reguliere plekken voorstellingen maken. Dit circuit lijkt het domein te worden van de talloze talentontwikkelingsinitiatieven die dit jaar na de subsidiestop voor de productiehuizen opkwamen, hoewel die hun makers weinig meer te bieden hebben dan een speelplek en minimale begeleiding.
Het gesubsidieerde toneel moet zich er na de bijl rekenschap van geven dat het een minder prominente rol speelt in het theaterlandschap. Voor het publiek is subsidie al lang geen kwaliteitskenmerk meer. Dat hoeft niet erg te zijn, zo lang duidelijk is dat subsidie bepaalde taken en functie mogelijk maakt. Gesubsidieerd theater hoeft niet per se beter te zijn, als het maar duidelijk te onderscheiden ánders is.
Top 5
De wederopbouw van het Westen: witroodzwart van De Koe.
Erudiet en bijzonder geestig, lichtvoetig en diepgravend, alomvattend en precies; schrijvers en spelers Willem de Wolf, Natali Broods en Peter van den Eede schetsen een mentaliteitsgeschiedenis van de modernste tijd. Topvermaak dat nog lang nazindert in het hoofd.
Mightysociety10 van Eric de Vroedt
Het laatste deel van Mightysociety is het meeste persoonlijke. De Vroedt is ontwapenend eerlijk en dat plaatst de hele cyclus in een nieuw licht. Prachtige vaderrol van Hein van der Heijden.
Spiegel van Schweigman&
Af en toe dreig ik het te vergeten, maar theater hoeft helemaal niet altijd actueel of kritisch te zijn. Meestal helpen de voorstellingen van Boukje Schweigman me daaraan te herinneren.
Somedaymyprincewill.com van Sadettin Kirmiziyüz
Kleinezaalhit van het seizoen, waarin Kirmiziyüz, begeleid door theaterband The Sadists, het verhaal verteld van zijn zus. Uiterst grappige, maar ook aandoenlijke voorstelling over roots en social climbing.
Wassa van de Münchner Kammerspiele
Oneindig gedetailleerd en gelaagd, deze period-voorstelling van Gorki. Theater kijken zoals je een boek leest.