Artistieke samenwerkingen
[Voor het Frascati Magazine van alweer een jaar geleden.]
Hoe passen negen theatergroepen in drie voorstellingen? In de eerste drie weken van het nieuwe seizoen staan er drie brede coproducties op het programma van Frascati: Beroemden van Stan, De Koe, Discordia en Dood Paard, Cadavre Exquis van Kassys, Tim Crouch, Nature Theatre of Oklahoma en Nicole Beutler en Antigone van (opnieuw) Beutler en Ulrike Quade. Het zijn verschillende soorten samenwerkingen: sommige makers kennen elkaar al lang, anderen hebben elkaar nauwelijks ontmoet, sommigen streven naar een aansluiting van onderlinge stijlen, anderen maken het verschil juist tot thema. “Het duurt lang om je eigen patronen te omzeilen. Nieuwe mensen kunnen je eerder een hak zetten.”
Ze noemen zichzelf de Polycoproductie, en heel informeel hebben ze het nog wel eens over ‘de jongens’. De verzameling van de acteurs Peter Vandeneede, Willem de Wolf (De Koe), Matthias de Koning (Discordia), Damiaan de Schrijver, Sara de Roo (Stan) en Gillis Biesheuvel (Dood Paard) kun je het best kenschetsen als de supergroep van het Vlaams/Nederlandse theater. In verschillende samenstellingen maakten ze de afgelopen jaren voorstellingen, het meest recent Onomatopee (2006) en We hebben een/het boek (niet) gelezen (2008), soms briljante, altijd hilarische verzamelingen scènes, clashende acteerstijlen en intellectuele hoogdraverij.
Dit jaar maken ze Beroemden, naar aanleiding van een toneelstuk van Thomas Bernhard, dat de zes spelers inmiddels alweer verworpen hebben. “Bernhard schreef het voor de Salzburger Festspiele”, vertelt Gillis Biesheuvel daags voor hij naar Antwerpen afreist om de voorstelling te gaan afmaken. “Het is een stuk over operazangers, dirigenten en dergelijke. Ze zijn allemaal net niet de top, maar aan tafel zitten ze alleen maar op te scheppen en de anderen af te kraken Het zit vol rancune, en daardoor schiet het in z’n eigen voet. We hebben het naast ons neergelegd, maar we gebruiken thema’s uit het stuk om materiaal te verzamelen. Ieder voor zich zoekt of schrijft scènes over corruptie, de leugen, plagiaat en politiek. Ik vond een transcriptie van een debat uit de Bundestag over minister Zu Gutenberg die zijn dissertatie zou hebben geplagieerd. Dat is geweldig materiaal.”
De samenwerking tussen de vier gezelschappen is organisch ontstaan. “Matthias de Koning en Willem de Wolf ken ik al heel lang. Toen ik voor het eerst een voorstelling van Kas & De Wolf zag was dat voor mij een doorbraak. Zo kan het óók. Uiteindelijk was het Willem met wie ik in gesprek raakte en ging samenwerken. Dat is toch vooral een kwestie van verenigbare karakters.”
Van organische samenwerking is niet direct sprake bij Cadavre Exquis. Hier worden de tegenstellingen en eigen stijlen juist expliciet gemaakt. Liesbeth Gritter van Kassys zocht naar een manier om inspiratie op te doen door samen te werken met andere makers zonder artistieke concessies te hoeven doen. Ze kwam uit bij de stijlvorm van het ‘cadavre exquis’, een jaren-’20-uitvinding van de surrealisten onder leiding van André Breton, waarbij meerdere mensen samen een gedicht schrijven terwijl ze maar een deel van het voorafgaande te zien krijgen – bijvoorbeeld het laatste woord of de laatste zin.
Gritter en haar kompaan Mette van der Sijs nodigden drie van hun favoriete theatermakers uit om een deel van een voorstelling van een kwartier lang te maken. Kassys bedacht het eerste kwartier, maar de volgende makers (De Amerikanen van The Nature Theatre of Oklahoma) kregen slechts de laatste minuut te zien van haar fragment, wat het begin moest worden van hun eigen werk. Tim Crouch was de volgende, daarna choreografe Nicole Beutler en ten slotte maakte Kassys het laatste kwartier.
“Het was een hele rare en spannende manier van werken”, vertelt Gritter aan de telefoon. “Normaalgesproken bereid ik me grondig voor voordat ik ga repeteren, maar nu moest ik mezelf dwingen om te reageren en om volledig open te staan. In je eigen werk heb je vaak een vaste route om tot een voorstelling te komen, dat kan veilig worden. Hier moest het helemaal anders.”
Ondanks de diversiteit van de fragmenten is Cadavre Exquis ook wel weer een typisch Kassys-project, waarin één helder uitgangspunt met ijzeren consequentie wordt uitgevoerd. Gritter: “Ik was expliciet op zoek naar een manier van werken waarbij verschillende makers kapiteins op hun eigen schip blijven. Ik geloof dat het het beste werk oplevert als één iemand de beslissingen neemt, zonder concessies. Zo kwamen we op deze vorm waarin we verschillende stijlen naast elkaar kunnen laten zien in één voorstelling, in plaats van ze in elkaar te laten overvloeien. Maar het is inderdaad heel erg Kassys: het concept stuurt de inhoud.”
Alle groepen mochten één speler inbrengen. Gritter: “We kozen voor makers die tezamen een staalkaart van het theater laten zien: beeldend werk, teksttheater, dans en mime. Dat zorgde ook voor een heel gemêleerde groep spelers. Niemand zou deze vier uit één auditie hebben gehaald. Voor hen was een enorme klus: vijf keer twee weken met een nieuwe regisseur, waarvoor ze zich weer helemaal moesten openstellen. En belangrijker: ze mochten niets zeggen over het werk dat ze met de anderen gedaan hadden!”
Ook voor Nicole Beutler, een van de door Kassys uitgenodigde makers, was deze ongewone verhouding met de spelers een onverwachte factor. “De traditionele machtsverhouding tussen regisseur en spelers was volkomen omgekeerd”, zegt ze aan de telefoon. “Mijn fragment komt na 45 minuten. Er is dan dus al 45 minuten geschiedenis, waarover de spelers mij niets wilden vertellen. Normaalgesproken ben ik degene met het overzicht, maar ik vond het heel bevrijdend om niet degene te zijn die méér weet dan de spelers.”
Pas na tien weken werken zagen de vier makers het resultaat als geheel. “Dat even schrikken, maar vooral een enorm groot cadeau”, zegt Beutler. “Plotseling krijgt alles betekenis en zie je verbanden, die totaal niet bedoeld kunnen zijn. Daarna hebben we nog veel gewerkt aan de overgangen tussen de scènes.” “Het moet niet alleen het resultaat zijn van een experiment, het moet een goede voorstelling worden”, vult Gritter aan. “Voor het publiek is het heel erg leuk om te weten en zien hoe het gemaakt is. Het is niet pretentieus, het is eigenlijk een heel speels, licht project.”
Terwijl Cadavre Exquis op tournee is werkt Beutler alweer aan het volgende samenwerkingsproject: Antigone met poppentheatermaakster Ulrike Quade. “Ik ontmoette haar omdat ze vaak kwam kijken naar mijn voorstellingen. We raakten in gesprek en deden samen een research sessie waarin we boeken lazen en zij een aantal poppen uit haar archief liet zien.”
“Het was inspirerend om vanuit choreografisch oogpunt naar poppen te kijken. Ulrike heeft enorm veel kennis over poppenspel, ze weet precies wat poppen kunnen doen wat mensen niet kunnen. We hebben veel gemeen. We delen onze Duitse achtergrond, we zijn ongeveer op hetzelfde moment in ons leven naar Nederland gekomen. Ins ons werk blijken we allebei heel gedetailleerd en precies en we werken allebei niet puur narratief. En we delen een fascinatie met Japan. We zijn samen naar Tokio en Yokohama gegaan om te kijken bij Kabuki, Noh en Bunraku voorstellingen. Bunraku is een traditionele vorm van poppenspel, waarbij drie mensen één pop bespelen.”
Net zoals bij Cadavre Exquis is een evenwichtige samenstelling van het artistieke team van belang: Quade en Beutler brengen allebei eigen spelers en ontwerpers in. Ze lieten drie Bunraku-poppen maken in Japan: slanke mensfiguren van ongeveer een meter twintig hoog, met delicate handen en vingers die met een ingenieus touwsysteem bediend kunnen worden.
De drie poppen verwijzen naar het aantal spelers in de klassieke tragedie. “De periode dat we aan het werk waren viel samen met de protesten tegen de cultuurbezuinigingen en de Mars der Beschaving. We hebben ons daarvoor ingezet en onze internationale contacten aangeschreven. Juist door die energie en de hoop en de mogelijkheden die we toen voelden kwamen we op Antigone. Zij is toch iemand die zich uitspreekt en vrij handelt en leeft. Maar daarin schiet ze misschien door. Ze is een fanaticus, zeker niet alleen een heldin. Dat is in de thematiek van de voorstelling terecht gekomen. Bovendien vonden we de combinatie van Bunraku en Griekse tragedie heel spannend: beide zijn heel basale vormen van theater.”
Zo leiden samenwerkingen in het theater dus soms tot harmonieuze verbanden en soms tot doelbewuste contrasten. Maar alledrie de makers noemen de vrijheid die het werken met nieuwe met zich mee brengt, juist omdat je gedwongen wordt om de gebaande paden te verlaten.
Voor Biesheuvel is het werken met de Polycoproductie min of meer een uitstapje van zijn werk met zijn vaste gezelschap Dood Paard. “In alle samenwerkingen ontstaan patronen. Die wil ik graag steeds doorbreken, maar dat is een langzaam proces. Het duurt lang om die te omzeilen. Maar met deze mensen speel ik minder, en die kunnen je dus makkelijker een hak zetten.”
De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke voorstelling is voor de makers een fijne bijkomstigheid. “Het voelt als een luxe”, zegt Gritter. “Inhoudelijk trekken we met alle makers samen de kar. Dat geeft veel energie.” Biesheuvel: “Bij Dood Paard zit er achter het artistieke werk ook altijd het runnen van het gezelschap. Ook als we met gastacteurs werken voel je je gastheer. Bij deze productie werken de kantoren van de verschillende groepen samen. Daardoor horen de problemen en struikelblokken van deze productie ook echt alleen bij déze productie.”
Het beschermen van de vrijheid van deze seriële vorm van coproduceren is dan ook een onderwerp van gesprek. Biesheuvel “Deze samenwerking is klein ontstaan en het moet ook een beetje klein blijven. De vorige voorstelling werd min of meer per ongeluk een succes, maar dat moeten we nu eigenlijk helemaar vergeten. We willen de vrijheid om te kunnen mislukken. Nu spelen we maar tien keer in de studio van De Koe in Antwerpen en vier keer in Frascati. Misschien kunnen we er het seizoen hierna mee op tournee.”
Maar dat raakt direct aan een van de opvallende aspecten van artistieke samenwerkingen: ze kosten bijzonder veel tijd. Dat is niet alleen een kwestie van planning: “Er zat een jaar tussen onze eerste gesprekken en de researchfase”, zegt Beutler, “En het ontwikkelen van de voorstelling kostte nog een jaar. Voor een deel heeft dat te maken met agenda’s, maar het was ook belangrijk en waardevol: we hadden die twee jaar ook nodig om elkaar te leren kennen en elkaars taal te leren spreken. Ook tijdens het repeteren ben minder snel dan als er één eindverantwoordelijk is. Je moet alles steeds terugvragen aan de ander.”
Maar productionele kwesties spelen natuurlijk wel een rol. Biesheuvel: “Het is altijd puzzelen met wie wanneer kan. We hebben elkaar gedurende het afgelopen seizoen een aantal dagen gezien en uit die gesprekken is nu een enorme stapel materiaal gekomen. We hebben nu drie weken in de zomer om dat in te dikken tot de voorstelling. Het begon voor mij zo’n zes jaar geleden dat we alles ineens heel ver vooruit moesten gaan plannen. Daar zijn we nu aan gewend. Bij Dood Paard gunnen we elkaar die ruimte ook, er is geen onderlinge concurrentie. Het nieuwe systeem bij het Fonds Podiumkunsten wordt wel strenger: we móeten nu honderd speelbeurten per jaar halen. Het is afwachten wat voor invloed dat gaat hebben, maar het blijft een kwestie van ruimte creëren binnen je eigen gezelschap.”
Dus in de toekomst blijft de Polycoproductie waarschijnlijk actief. “We hebben toch een fascinatie voor elkaar”, zegt Biesheuvel, “Er is nog meer dat we elkaar willen laten zien. Als dat niet meer zo zou zijn, zouden we ermee ophouden. Maar dat geldt voor Dood Paard precies hetzelfde.”
Ook Gritter heeft veel nieuwe ideeën die ze wil uitproberen: “De vorm van twee groepen die reageren op elkaars werk blijkt erg inspirerend. Ik ben wel hongerig om daar meer mee te experimenteren. Misschien niet meer vier groepen –dat is technisch wel erg complex– maar met twee die heen en weer kaatsen. Nu kozen we ook doelbewust om de makers geen thema mee te geven, maar misschien is het wel heel interessant om dat wél te doen.”
Voor Beutler staat na Antigone alweer een nieuw project op de agenda: “Ik ga werken met de Japanse concertpianiste Tomoko Mukaiyama. We maken een voorstelling Shirokuro (letterlijk ‘wit/zwart’) die in Tokio in première gaat en in 2013 naar het Holland Festival komt. Ja, dit is voor mij echt een jaar van samenwerkingen.”
Beroemden: 13 t/m 16 september
Antigone: 18 t/m 22 september
Cadavre Exquis: 26 t/m 29 september