Verslagje Opening Theaterfestival
“Mark Rutte, neem een voorbeeld aan je Franse collega Sarkozy, trouw met een actrice! Meer sex tussen politici en kunstenaars.” In de Stadsschouwburg werd gisteravond het Nederlands Theaterfestival, waarin de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen nog een keer te zien zijn, geopend met de traditionele speech ‘De staat van het theater’.
Normaalgesproken wordt die uitgesproken door een oudere prominent (Pierre Audi, Liesbeth Colthof, Joop van den Ende waren eerdere sprekers), maar dit jaar gaf festivaldirecteur Jeffrey Meulman het woord aan drie theatermakers van rond de dertig: Jeroen De Man (van theatergroep De Warme Winkel), Walter Bart (van Wunderbaum) en Ilay den Boer.
Wie hoopte dat dat tot een gemeenschappelijk generatie-statement of een theatrale lezing zou leiden, kwam bedrogen uit. Het werden, na een korte gezamenlijke inleiding, drie speeches van drie jonge mannen achter het katheder – wat onvermijdelijk tot onderlinge vergelijking uitnodigde. De Man blikte terug op onze roerige tijden vanuit het honderdjarig jubileum van Aktie Tomaat in 2069 en schetste een toekomst waarin Toneelgroep Hologramsterdam geurloos theater maakt, maar besloot serieuzer met een pleidooi voor kunstenaars die misschien wel briljant zijn, maar niet handig zijn in verkooppraat en cultureel ondernemerschap.
Den Boer pleitte voor een theater dat net zo belangrijk is voor haar publiek als voetbalclubs voor hun trouwste supporters. Hij schetste een mooi beeld, maar in de uitwerking stelde zijn verhaal teleur, met grote statements over dé beleidsmakers, hét theater, en dé doelgroepen dat met de daadwerkelijke problemen van het (gesubsidieerde) theater weinig van doen had.
Het was Walter Bart die met een onnavolgbare lijst van 37 “waarheden, vragen en mogelijke oplossingen” het verzamelde theatervolk een opwindende impuls gaf. Hier stond een kunstenaar die nu een paar jaar beleidsgereutel, crisisretoriek en politieke bemoeienis had doorstaan en er een even absurd als lucide artistiek antwoord op gaf. “Shakespeare is niet de weg uit de crisis.” “Kunstenaars stellen zich niet afhankelijk op, wij ZIJN afhankelijk.” En: “We moeten onze halfdooie democratie de genadetrap geven en op zoek gaan naar nieuwe samenlevingsvormen. Theater is een samenlevingsvorm!”
De drie statements waren samen veel te lang, niet al te coherent en onderling tegenstrijdig. En daarmee misschien toch weer een heel duidelijk generatieportret.
Eerder op de avond werd de Erik Vos Prijs voor aanstormend regietalent door de naamgever zelf uitgereikt aan Alexandra Broeder. Broeder krijgt de prijs voor haar confronterende werk, waarin ze kinderen van hun meest duistere kant laat zien en zo de geaccepteerde verwachtingen van het gedrag van kinderen ter discussie stelt. “De theatrale wereld die Broeder voorspiegelt, is daardoor fascinerend, zinnenprikkelend en verontrustend”, schreef de jury. Broeder was blij dat haar werk compromisloos en onveilig wordt genoemd: “Kijken mag bij mij nooit veilig zijn.”
Arthur Japin, de voorzitter van de jury die de selectie voor het festival heeft gemaakt, vertelde kort over zijn belevenissen in het afgelopen theaterseizoen en dankte de aanwezige makers voor hun passie en doorzettingsvermogen in het licht van de “beschimping” en “minachting” die de kunstsector de afgelopen jaren over zich heen heeft gekregen.
Het Nederlands Theaterfestival duurt nog t/m 9/9. Meer info op www.tf.nl