Interview Johan Simons
Er is veel te benijden aan de Münchner Kammerspiele – de status van onaantastbaar instituut, de vrijwel onbegrensde theatrale mogelijkheden, de enorme betrokkenheid van het publiek – maar het meest aansprekende is toch wel het café. Dat ligt niet aan de sjieke Maximilianstraße, de dure winkelstraat waaraan het Schauspielhaus, de grote zaal in art deco-stijl, gevestigd is, maar om de hoek in de moderne glas en betonbouw waar het gezelschap haar kantoren, ateliers en kleine zalen heeft. Overdag bestaat het uit twee ruimtes, een eenvoudig openbaar café, door middel van een verschuifbare wand gescheiden van de personeelskantine. ’s Avonds na de voorstellingen worden de twee samengevoegd en kunnen publiek en spelers elkaar ontmoeten.
Op een doordeweekse avond schuiven hier langzaamaan verschillende groepen naar binnen. Eerst de spelers van They shoot horses, don’t they? van Susanne Kennedy, dat een paar verdiepingen hoger in de Werkraum werd opgevoerd. Een paar Nederlandse journalisten zijn er ook. In drie achtereenvolgende dagen kunnen ze nieuwe voorstellingen van Kennedy, Simons (Winterreise) en Ivo van Hove (Ludwig II) zien. De volgenden zijn de spelers die met regisseur Sebastian Nübling de voorstelling Alpsegen repeteren, Benny Claessens is een van hen. En tenslotte, veel later, de groep medewerkers aan Ludwig II, die zojuist de eerste en enige try-out heeft gehad. De sfeer is levendig, maar niet geheel zorgeloos.
Het café heeft één bar, maar publiek wordt geacht op een ander punt haar drankjes te bestellen dan de Kammerspiele-medewerkers, die om een hoekje voor een habbekrats thee, worst en brood met kaas kunnen kopen. De thee wordt geschonken in smalle hoge bierpullen van een halve liter, met handvat. Later op de avond drinken ze uit glaasjes die net zo smal en hoog zijn, maar tien keer zo klein. Daar zit wodka in.
Johan Simons verschijnt pas laat. De evaluatie na Ludwig II duurde lang en ook al zegt niemand het hardop, het is duidelijk dat de de try-out enige zorgen baarde. Problemen met de gecompliceerde videotechniek, met het ritme, misschien ook wel met de spelers. Later blijkt dat Van Hove die avond besloten heeft om een half uur uit het tweede deel te schrappen. En, iets verder op de achtergrond, is er enige ongerustheid over de harde kern van Ludwig-vereerders die in München de nalatenschap van de Beierse sprookjeskoning bewaken. Wat moeten zij wel niet denken van die Vlaamse regisseur en de Hollandse hoofdrolspeler, ook al is het de populaire Jeroen Willems?
Simons drinkt geen wodka. ‘Ik heb veel te veel werk voor wodka’, grapt hij tegen de aanwezige Nederlanders. Hij heeft een baard laten staan en draagt een zijden sjaaltje half onder zijn overhemd. In het café loopt hij rond als een kruising tussen een jeugdherbergvader en een kapitein op de grote vaart. Hij lijkt vermoeid en contemplatiever dan gewoonlijk. ‘Het is echt veel meer werk dan NT Gent leiden, veel meer werk dan ik vantevoren had verwacht.’