Recensie: ‘Spoken’ van Toneelgroep Amsterdam
We zien recente filmbeelden van Schiphol en snelwegen, maar dan in vlekkerig zwartwit, als in een oeroude opname. Het is analoog aan wat Thomas Ostermeier wil doen in het theater: door het filter van het verleden kijken naar het heden. De Berlijnse gastregisseur maakt bij Toneelgroep Amsterdam van Ibsens Spoken een onderkoelde, zwarte en bij vlagen schitterende voorstelling, maar blijft worstelen met de actualisering.
In Ibsen’s tijd (het stuk werd in 1892 voor het eerst opgevoerd) was Spoken een schandaal. Het gaat over syfilis, buitenechtelijke kinderen en euthanasie. Weduwe Alving (Marieke Heebink, schitterend beheerst) heeft haar hele erfenis gespendeerd aan een weeshuis in de naam van haar man – een schaalmodel van een klein klassiek gebouwtje staat in het decor. Haar man leidde echter in weerwil van zijn reputatie ‘een liederlijk leven’ en mevrouw Alving wil niet daar hun zoon Oswald iets van hem erft.
Maar Oswald (oprecht aandoenlijk en onschuldig gespeeld door Eelco Smits) heeft al lang iets anders van zijn vader gekregen: erfelijke syfilis. Thuisgekomen wordt hij verliefd op zijn moeders dienstmeisje, maar dat blijkt een andere nalatenschap van zijn vader: een onechte dochter. Oswald was bij Ibsen schilder en nu videokunstenaar (net als Ostermeiers Hamlet, die vorig seizoen in Amsterdam te zien was), de zwartwitte filmbeelden van golven en wuivend gras zou je kunnen zien als zijn werk.
Achter op het podium regent het de hele voorstelling. In een ronddraaiend decor van moderne meubels en schuivende panelen waarop geprojecteerd wordt, geeft Ostermeier binnen een strakke mis-en-scène de acteurs de ruimte om Ibsens debat tot op het bot uit te vechten.
Daarin speelt huisvriend Dominee Manders een doorslaggevende rol. Hij is de morele autoriteit die alle onzedelijkheid ten koste van alles onder het tapijt wil vegen. ‘Welk recht heeft u op geluk?’, vraagt hij mevrouw Alving, die nu eindelijk in het reine wil komen met de losbandigheid van haar man. Hans Kesting speelt hem afwisselend zalvend en spijkerhard en maakt van dominee Manders een meesterlijk villein personage in een mooi pak, maar met versleten sokken. Tussen het leven van plichten dat hij voorstaat en de absolute vrijheid die Alving opeiste worden de jonge mensen vermorzeld.
Tussen de scènes is het af en toe een beetje veel gedraai en geschuif en geprojecteer, maar telkens wordt de voorstelling weer haarscherp in het felle, harde licht, en steeds zien we de schaduwen van de acteurs op de projecties, die helder maken dat wij altijd zelf onze eigen spoken zijn. En soms gebeurt er ineens in een scène tergend lang niets. Een maaltijd bij de familie Alving wordt in doodse stilte doorgebracht.
Ibsens onderwerpkeuze was destijds zo gewaagd dat hij de zaken waarover hij het wilde hebben niet bij naam kan noemen – het woord ‘syfilis’ komt niet voor – en dat maakt actualisering lastig. Het lijkt aan het eind Ostermeier er nog een schepje bovenop heeft willen doen door de incestueuze moeder-zoonrelatie iets te lichamelijk, bijna clichématig modern toneel, door te zetten. In de rest van de voorstelling weet hij meer te vertrouwen op stilering en heldere symboliek.
Spoken van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 27/2/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12/3 en 12/4 t/m 29/4. Tournee t/m 8/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl