Recensie ‘Hotel Savoy’ van de Münchner Kammerspiele
De ruimte is kaal, onaf en hyperfunctioneel ingericht. Ze zijn in Duitsland inmiddels heus wel wat gewend qua theater in industrieel erfgoed, maar de nieuwe Spielhalle van sjieke Münchner Kammerspiele is wel heel erg weinig afgewerkt. De Duitse pers vindt het maar raar: waarom hier de seizoensopening en niet in de schitterende grote zaal? Maar de nieuwe intendant van het gezelschap is dan ook Johan Simons, die wel houdt van een beetje ruig.
Als eerste voorstelling van zijn artistiek leiderschap koos Simons voor een bewerking van Hotel Savoy van de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth. Met een combinatie van Nederlandse en Duitse acteurs maakt hij een mooie voorstelling, minder statig dan zijn vorige Roth-bewerking Hiob, dicht op het publiek, licht aan de oppervlakte, maar met een diep dreigende ondertoon.
Na de Eerste Wereldoorlog komt Gabriel Dan terug uit Russische krijgsgevangenschap. Hij is op weg naar huis, maar belandt tijdelijk in een hotel, samen met nog veel meer door de oorlog ontheemde Heimkehrer. Steven Scharf als Gabriel is een melancholieke reus. Hij torent boven de andere spelers uit en neemt de voorstelling mee als de het enorme paar laarzen dat hij draagt.
Het publiek zit aan weerszijden van de speelvloer, een lange ‘catwalk’ van vloertegels; als de spelers eroverheen stampen waait het stof en zand ertussen op. Erboven schittert een kroonluchter overdreven. Aan één uiteinde de deuren van een grote lift. In het midden een trap naar beneden, met een grof-houten ombouw, alsof het een bouwplaats is.
De lift is het domein van de liftboy Ignatz, gespeeld door Pierre Bokma (dienstbaar, maar heel geestig), die het hotel bestiert en Gabriel kennis laat maken met de overige, eigenaardige bewoners, zoals het variëtémeisje Stasia (Katja Herbers, die in het Duits lijkt te verliezen aan brutaliteit, maar wint aan tragiek), de klagende joodse valutahandelaar en een hoestende clown. De geheimzinnige eigenaar Kaleguropulos krijgt niemand te zien.
De vaart komt erin met de komst van de revolutionaire Zwonimir en de Amerikaanse miljardair Bloomfield. Beiden zijn gekomen om de stad te veranderen: de een wil gewapende opstand en de ander zoekt mensen om geld aan te geven.
Opmerkelijk is de grote nadruk op variëté, goochelen, slapstick, ballet en clownerie. Brigitte Hobmeier doet een prachtig nummer waarin ze binnen een paar minuten met diverse attributen en opplaksnorren vier typetjes neerzet, met verwijzingen naar Laurel & Hardy, Chaplin en Buster Keaton.
Boven het verhaal, geschreven in 1924, hangt met de kennis van nu echter de dreiging van de holocaust, een paar decennia later. Het oorspronkelijke Hotel Savoy stond en staat nog steeds in Lvov, nu in de Oekraïne. Maar van de vele joden uit die stad zijn er bijna geen meer over. Roth stierf in 1939.
Het is Simons verdienste dat hij deze geschiedenis onnadrukkelijk, maar toch onontkoombaar op het heden weet te plaatsen, maar dat hij tegelijk met de mooie rollen van Scharf en Herbers de voorstelling een warm kloppend hart geeft.
Het heden is het steigerwerk van de toekomst. Dat lijkt Simons te willen zeggen, niet alleen met de voorstelling, maar ook met de zaal waarin die speelt. Het Duitse publiek onthaalde het in ieder geval met donderend enthousiasme.
Hotel Savoy van de Münchner Kammerspiele. Gezien 7/10 in München. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) op 21-22/1/11.