Interview Rob Klinkenberg
Sinds vorig seizoen geeft Rob Klinkenberg (1953) als intendant leiding aan Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Dit weekend gaat daar Hamlet in première, van regisseur Marcus Azzini. De andere regisseur, Erik Whien, speelt daarin mee. Zelf regisseert of speelt Klinkenberg niet, maar hij is een bepalende factor in het succes dat de groep het afgelopen seizoen oogstte, met selectie voor het Nederlands Theaterfestival en een Theo d’Or voor Maria Kraakman. ‘’
Wat is een intendant eigenlijk precies? Hij zal de vraag wel vaker hebben moeten beantwoorden. Maar in zijn ruime kantoor in het Oostpool-gebouw, vlakbij de Rijn in Arnhem heeft Klinkenberg geen standaardantwoord paraat. ‘Het lijkt op het Duitse systeem, waarbij iemand die niet regisseert de artistieke leiding heeft over een theatergezelschap. Maar zo iemand is een poppenspeler met heel veel regisseurs en een groot ensemble aan de touwtjes. Daar is Oostpool te klein voor. En daarnaast ben ik ook heel dienend en wil ik ruimte geven aan de artistieke ontwikkeling van de twee regisseurs. Ik vind het prettig om dat leidende en het dienende door elkaar te laten lopen. Maar ik ben wel de baas. Het is mijn verantwoordelijkheid dat het gezelschap ergens over gaat.’
In het gesprek gaat het vaak over ‘instabiele situaties’, ‘ontregelen’, ‘dingen door elkaar laten lopen.’ Klinkenberg lijkt niet zoveel behoefte te hebben aan vaste grond onder de voeten. Zijn manier van werken en leiding geven komt danook voort uit een ferme opvatting over kunst: ‘We willen graag over alles controle houden, maar iemand moet onzekerheid in je bestaan brengen. Kunst kan je in verwarring brengen en zo misschien iets van vrijheid teruggeven.
Als jongen op de middelbare school in Amersfoort ontdekte hij die vrijheid toen ‘een gekke leraar’ hem naar Mickery stuurde, het legendarische theater van Ritsaert ten Cate in Loenersloot, waar in de jaren ’60 en ’70 de internationale theater-avant-garde te zien was. Met understatement: ‘Dat was van vormende invloed.’ Hij studeerde Nederlands en theaterwetenschap en solliciteerde bij het Publiekstheater, toen het grootste gezelschap van het land, als dramaturg. ‘Ik had een mislukt gesprek met de artistieke leiding, Ton Lutz en Guus Rekers. Zij hadden het over klassiek repertoire, en ik vertelde wat ik kende van Mickery. Het waren toen volkomen gescheiden werelden. Dat is niets geworden.’
Alles viel op z’n plek toen hij terecht kwam bij Globe in Eindhoven, waar Gerardjan Rijnders begin jaren ’80 het toneel op z’n kop zette, met radicale en gewaagde interpretaties van Tsjechov en Shakespeare. Het leidde meermaals tot schandalen. ‘Toen Gerardjan naar Eindhoven ging zei hij: we gaan hier het centrum van de wereld maken. En uiteindelijk is het diezelfde ambitie die ik hier in Arnhem probeer waar te maken. Ik wil werken op plekken waar echt iets gebeurd, of iets kan gebeuren.’
Acht jaar lang werkte hij in Arnhem als dramaturg onder artistieke leiding van Rob Ligthert en Peer Wittenbols, totdat beiden in 2006 te kennen gaven dat ze zich wilden terugtrekken. ‘Toen vond ik dat ik ook moest vertrekken, om ruimte te maken voor de nieuwe leiding. Het bestuur zocht een regisseur om artistiek leider te worden, maar ze konden niemand vinden. Toen ze vervolgens het profiel veranderden naar een niet regisserende intendant dacht ik: dat kan ik ook wel.’ Klinkenberg werd aangenomen en ging op zoek naar drie jonge vaste regisseurs.
Het werden er, vanwege tegenvallende subsidie, uiteindelijk twee: Erik Whien en Marcus Azzini. ‘Erik Whien kende ik al, en Marcus was vervolgens een logische keuze, voornamelijk omdat ze elkaar al kenden en graag met dezelfde acteurs werken. Maar met datzelfde ‘basismateriaal’ schilderen ze elk op een heel andere manier.’ Met z’n drieën stelden ze een ensemble samen van spelers als Maria Kraakman, Stefan Rokebrand, Ali Ben Horsting en Sanne den Hartogh. ‘Voordat we van start gingen hebben we eerst een jaar met z’n allen gepraat over de vragen die op je afkomen als je een toneelgroep herstart. Wat is een gezelschap? Hoe moet je als acteur tegenover je publiek staan? Zijn acteurs uitvoerders of medemakers? Gaan we het publiek geven wat het wil en zo nee hoe gaan we ze dan toch opzoeken?’
De eerste voorstelling van het nieuwe Oostpool was in de eerste plaats een statement dat alles anders werd. Wat het lichaam niet vergeet van Azzini was een een lichamelijke performance met weinig tekst in kil licht. ‘Het oude gezelschap had een meer ambachtelijke werkwijze, en toen het publiek dit zag vroegen ze zich toch even af of we het wel konden. Ja, we zijn zeker een deel van het oude publiek kwijtgeraakt, maar we hebben er veel, vooral jongere toeschouwers, voor in de plaats gekregen. Vorig seizoen kwam het omslagpunt met Wachten op Godot, een mooie, klassieke voorstelling. Toen dacht iedereen weer: ja ze kunnen het wel. En nu is de gemeente helemaal mee. Toen Maria de Theo d’Or won kregen we bloemen van de burgemeester en van de wethouder voor cultuur. Zo zie ik Oostpool het liefst: grootse daden, maar provinciaal geworteld.’
Het afgelopen seizoen liet Oostpool zich kennen een van de meest enthousiaste, levendige plekken in het theaterlandschap, met uitvoeringen van klassiekers (Wachten op Godot, Van de brug af gezien) boekbewerkingen (Orlando), een nieuwe tekst (Er moet licht zijn) en een beeldende en toegankelijke Parade-voorstelling (Ksztalt). Maar achter het artistieke succes zit financiële pijn: ‘We zitten met een fikse schuld, deels veroorzaakt door problemen met de overgang en door té rooskleurige verwachtigen over de het nieuwe subsidiesysteem.’ Inmiddels is er alweer een derde teruggespaard, maar het heeft gevolgen voor aantal voorstellingen en zelfs het repertoire.
‘We wilden volgend seizoen Oom Wanja doen van Tsjechov, maar Gerardjan Rijnders doet dat dan ook bij Hummelinck Stuurman. De zakelijk leider besliste toen dat we niet genoeg voorstellingen zouden kunnen verkopen aan te theaters en dat we er dan té veel verlies op zouden maken.’ Ook bij Hamlet komt de kunst in de knel: ‘De voorstelling mag niet langer dan tweeëneenhalf uur duren. Anders is er volgens de ARBO-wet een tweede technische ploeg nodig om af te breken. En dat kunnen we ons niet veroorloven. Zo heb je dus getouwtrek tussen het zakelijke en artistieke binnen het gezelschap. Het is wel een probleem: we hebben veel energie, we willen veel maken, maar er is weinig geld.’
Op Hamlet heeft Klinkenberg weinig invloed. ‘Het idee kwam van Marcus, en ik doe niet de dramaturgie, zoals bij sommige andere voorstellingen. Het is mooi om te zien dat Marcus’ vaste thema’s van liefde en dood erin terugkomen. Maar het gaat vooral over een ontwrichte samenleving. Het is natuurlijk het ultieme zoekstuk, er zitten zoveel grote thema’s in. Je móet kiezen. En dat is ook het thema van de voorstelling geworden: je kunt niet alle mogelijkheden blijven contempleren, je moet een keuze maken.’ Oostpool is niet de enige groep die dit seizoen Hamlet speelt; De Utrechtse Spelen maakt een streetdance-versie, er komt een Duitse voorstelling op bezoek, en een Indiase. Klinkenberg is er eigenlijk niet zo blij mee: ‘Er wordt heel snel vergeleken en dat gaat niet over de wereldbeelden die de voorstelling uitdragen, maar over wie het hoogst scoort op de meetlat. Gelukkig zitten deze versies elkaar niet heel erg in de weg. Ik zou het echt vervelend vinden als de voorstellingen hun publiek tegen elkaar gaan uitspelen.’
Maar de discussie over voorstellingen en publiek komt onvermijdelijk op de gigantische bezuinigingen die de nieuwe regering heeft afgesproken. Klinkenberg is er tegelijk zorgelijk en woedend over. ‘Ik voelde me vroeger wel thuis bij de klassiek liberale VVD: die proberen de kunst tenminste niet allerlei maatschappelijke functies op te dringen. Maar het probleem is dat de VVD een aartsconservatieve partij is geworden. En Wilders staat alleen maar voor rancune, haat en vernietiging.’
‘Daarnaast wordt er in Nederland vaak erg ingewikkeld gedaan over kunst. Maar kunst is niet zo ingewikkeld, het léven is ingewikkeld. Kunst stelt vragen over liefde en de dood, over angst en sterfelijkheid. Daarmee kun je verder gaan waar het gewone denken ophoudt. Daarom begrijpt de politiek kunst niet. Politici zijn machers, die willen dingen kunnen regelen. Kunstenaars ontregelen. En uiteindelijk is het heel dom van de politiek om de kunst zó tegen je in het harnas te jagen. Als je de kunstenaars tegen je hebt, ben je uiteindelijk de lul.’
Hamlet gaat in première op 16 oktober in Arnhem. Tournee t/m 11 december. Meer info op www.oostpool.nl