Recensie ‘Mensenkinderen’
Een veel gelezen en hooggewaardeerde schrijver overlijdt. In zijn nalatenschap vindt men een ongepubliceerd toneelstuk. Dat wordt gepubliceerd in een literair tijdschrift, maar moet het daarna ook nog gespeeld worden? Dat ligt eraan hoe goed het is, zou je denken.
J.J. Voskuil’s stuk Mensenkinderen –waarschijnlijk begin jaren tachtig geschreven- gaat over een Amsterdams grachtengordelechtbaar, Karel en Klaartje, dat niets anders doet dan ruziën. Drie scènes tonen drie opeenvolgende avonden, de tweede avond komen vrienden op bezoek. Het kinderloze paar dat op voet van oorlog met elkaar leeft, de vele drank en de buitenstaanders die de boel op scherp zetten; het lijkt allemaal erg op Who’s afraid of Virginia Woolf. En, het moet gezegd, het is een zeer matige imitatie.
In de romans van Voskuil gebeurt al het drama tussen de regels, maar voor het toneel blijkt dat niet genoeg. De echtelieden in Mensenkinderen ruzieën om het ruzieën; ze dreigen niet met weggaan dus er staat niets op het spel en ze gaan niet tot het bot. Maar tegelijk is er ook geen contrast tussen ruzie en iets eventueel anders, iets van genegenheid of een gemeenschappelijke afkeer van de bezoekers. Daarbij ontwikkelt de echtelijke onmin zich in de vijf kwartier die het stuk duurt niet. Klaartje blijft alles wat haar man zegt zo negatief mogelijk interpreteren; Karel geeft af en toe wat toe, maar maakt het daarmee alleen erger. Zo wordt het een kabbelend keuvelstuk. De komedie is soms goed getroffen, met een paar geslaagde grappen, maar even vaak zijn die oubollig en gedateerd.
Aan de acteurs de zware taak om er het beste van te maken en dat lukt ze wonderwel. Kees Hulst, met een verse Louis d’Or op zak, is de karakteristieke sul Karel, die toch op z’n tijd venijnige ripostes raak weet te plaatsen. Waar de tekst er mogelijkheid toe biedt (te weinig) weet hij fenomenaal snel zijn wanhoop even te laten doorschemeren. Els Ingeborg Smits speelt zijn onredelijke, zeurende kenau van een vrouw Klaartje als een terriër met haar tanden in z’n kuiten. De immer betrouwbare Cas Enklaar (met stemproblemen, leek het) is de oude vriend die Karels bewondering al lang niet meer verdient en Marian Mudder speelt zwierig in ’t knalrood zijn op seks beluste, té hard lachende vrouw die tegen ieders wil bij de vriendschap is inbegrepen.
Ze trekken er hard aan, maar nergens stijgt het stuk op. Als Karel aan het eind requisieten verzameld om zich op te hangen is dat alleen een flauwe grap zonder enige tragiek.
Het was misschien beter geweest om het stuk ongespeeld te laten. Maar ja, in de jacht op de de moeizaam te vangen theaterbezoeker is de belangstelling voor Nederlandse literatuur op het toneel een schaarse constante. De vele Voskuilfans zullen hun weg naar deze voorstelling wel weten te vinden.
Mensenkinderen van J.J. Voskuil. Gezien 25/9/2010 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 22 t/m 26/12. Meer info op www.mensenkinderentheater.nl
Mensenkinderen gezien in een try-out (Hilversum). De nogal negatieve recensie die hier geplaatst is, komt niet overeen met de door mij geziene versie van het toneelstuk. Het was een kleine zaal waar het publiek dicht op de acteurs zat. Dit kan de of een reden zijn waarom de recensent de versie in Haarlem zo waardeert. De spanning tussen Karel en Klaartje kwam goed over. De zoektocht van de man naar realiteit en idealisme en zijn verzet tegen zijn vrouw (maar ja zonder haar kan hij ook niet) kent grote overeenkomsten met Het Bureau. In dat licht moet dit toneelstuk dan ook gezien worden. Dat de boeken meer ruimte laten voor eigen invullingen lijkt mij nogal wiedes. Om met Voskuil te spreken: “het waren 5 mieterse kwartieren”.