Over Diederik Peeters’ ‘Thriller’
Voor het seizoen begint even de archieven opruimen en oude stukken online zetten. Dit schreef ik voor de Programmakrant van De Brakke Grond.
Waarom wordt een verlaten huis in Hollywood-films altijd aangeduid door witte lakens over de meubels? Dat gebeurt in het echt toch nooit? Dat soort dingen ga je je afvragen bij de voorstelling Thriller van de Vlaamse theatermaker Diederik Peters. Thriller is een woordloze collage van filmische scènes, in een decor met een eigen wil.
We zijn inmiddels wel gewend aan films op het toneel –Toneelgroep Amsterdam doet bijna niet anders meer- maar meestal gaat het om een theatrale versie van het scenario. De dialogen worden als toneelstuk geïnterpreteerd, soms krijgen visuele elementen uit de film een plek in de voorstelling. Veel minder zie je dat filmische technieken op het toneel worden ingezet. In Thriller wordt er ingezoomd en uitgezoomd, zien we een spannende achtervolging en speelt de soundscape een grote rol bij het creëren van spanning.
Peeters (Brussel, 1973) studeerde aan de KASK (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten) in Gent, maar kwam al snel terecht in het theater. Hij werkte met als performer met Guy Cassiers, Jan Fabre en Alain Platel en was lid van het Brusselse theatercollectief Tristero. Langzaam maar zeker ontwikkelt hij eigen werk, waarvan vooral Chuck Norris doesn’t sleep, he waits uit 2007 opvalt, waarschijnlijk mede vanwege de geweldige titel.
Met Thriller slaat hij een nieuwe weg in. Het is een voorstelling zonder tekst, met als uitgangspunt ‘een choreografie voor decor’. Een man zit aan tafel en drinkt een kopje koffie. Er is een blackout met televisiegeruis en we zien dezelfde scène, maar nu in kil licht en met een onheilspellende soundtrack. Meteen is er spanning.
Al snel denk je dat je het door hebt. Scènes volgen op elkaar. De man drinkt koffie, eet een gebakje op een schoteltje. De telefoon gaat. Er zijn geheel in het zwart geklede, gemaskerde technici die in de blackouts het drankkastjes of de luie stoel verplaatsen. Ook de muren gaan bewegen. De scènes zijn steeds anders van sfeer met een David Lynchiaans effect. Zijn de blackouts momenten waarin we in een andere realiteit worden gezogen?
Maar zo voorspelbaar is Peeters niet. Hij heeft nog een truc voor ons in petto. De technici worden steeds meer zichtbaar. Als de scènewisseling is geweest verschuilen ze zich achter de kapstok, of gluren ze nog even door het raam. Ze grijpen meer en meer in in de handeling. Soms is er na de blackout ook ineens kort een gruwelijk stilleven te zien: een crime scene, met een dood meisje gebaad in rood licht. Soms zien we in fel licht de hele toneelruimte, met de ongebruikte decorstukken en requisieten in de verre hoeken.
Zo speelt hij een intelligent spel met continuïteit en tijdsverloop en zet hij filmische elementen in om toch wel degelijk theater te maken. Prachtig is de scène waarin iemand die een detective lijkt een kamer in totale wanorde begint te onderzoeken, daarbij plotseling ondersteund door het dodelijk slachtoffer zelf. Of de scène waarin met schuivende muurelementen een bloedstollende achtervolging door eindeloze gangen wordt gesuggereerd.
Dit soort theater lijkt een beetje op wat er in Nederland in de mimehoek gemaakt wordt, met name Jakop Ahlbom moet een geestverwant zijn. Dat blijkt nog het meest uit de eindscènes, waarin de realiteit uit elkaar lijkt te vallen. De man uit het begin vindt eerst op de meest onwaarschijnlijke plekken briefjes en vervolgens probeert hij wanhopig alle meubels vast te houden terwijl die als vanzelf van hem weg lijken te lopen.
Het leidt tot het eindbeeld, waarin alle spullen onder de lakens verborgen zijn. De mensen zijn dood, het huis is verlaten, maar de spullen geven nog allemaal een geheimzinnig licht. Ze leven nog.