Interview: De Warme Winkel over ‘Gijsbrecht’
Ze zijn een jonge theatergroep, vooral bekend in het circuit van kleine zalen en zomerfestivals, maar op hun schouders ligt de taak om de eeuwenoude Gijsbrecht-traditie nieuw leven in te blazen. De Warme Winkel gaat de uitdaging aan, maar op haar eigen wijze; oneerbiedig en vol zelfvertrouwen, maar met eindeloze research gaan de drie spelers het stuk te lijf. “Eigenlijk zijn we drie enorme nerds.”
“We zijn maar een kleine groep tegenover die grote traditie”, zegt acteur Vincent Rietveld, een repetitielokaal in een gebouw op het WG terrein in Oud West. Die bescheidenheid is niet vals. Vanaf de première op 3 januari 1638 werd het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel 330 jaar lang gespeeld op een van de de eerste dagen van ieder jaar, tot er in 1968 een einde aan kwam die ijzeren regelmaat. In de vroege jaren tachtig werd nog een poging gedaan tot een revival, maar het was Kees Fens die een paar jaar voor zijn dood burgemeester Job Cohen suggereerde om een serieuze poging te doen de traditie nieuw leven in te blazen.
Cohen stelde het voor aan de gemeenteraad. De raad vroeg het aan het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het Fonds gaf een opdracht aan Theater Frascati en Frascati nodigde De Warme Winkel uit. En zo krijgen de drie spelers op 1 januari bij de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam in het Concertgebouw drie kwartier om hún interpretatie van de Gijsbrecht te geven. Rietveld: “Het is natuurlijk een onmogelijke opdracht om de hele Gijsbrecht van Aemstel te spelen in drie kwartier. We willen liever een ode brengen, aan het stuk en aan de traditie, en we willen onze verhouding ertoe expliciet maken.”
De Warme Winkel, naast Rietveld bestaande uit Mara van Vlijmen en Jeroen De Man maakte de afgelopen jaren naam met een serie voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars: Totaal Thomas over Thomas Bernhard, Rainer Maria over Rilke , Villa Europa over Stefan Zweig en Alma over Alma Mahler. Dat expliciet maken van hun eigen relatie met het onderwerp is de rode draad in hun werk: in Villa Europa schetsten ze het leven van Zweig in het Wenen voor de Eerste Wereldoorlog struikelend over een enorme stapel boeken als in een op hol geslagen aflevering van Twee voor Twaalf en in Alma werden in steeds uitzinniger kostuums alle aanwezigen in de salons Alma Mahler doorgelicht, waarbij De Man sardonisch liet weten wie joods waren en wie later Nazi werd. Heftig theatraal zijn hun voorstellingen, een bonte verzameling stijlen, en meer dan een tikje recalcitrant.
“Alma werd ineens gepromoveerd tot openingsvoorstelling van Oerol” vertelt De Man. “We zijn toen nogal geschrokken van alle Oerol-bobo’s op de première. Ook nu werden we al gewaarschuwd: maak het niet te moeilijk, de mensen zitten daar voor de bitterballen. Maar zo werkt het niet, we willen wel echt de Gijsbrecht gaan doen. Job Cohen met z’n nieuwjaarsspeech is ons voorprogramma.” Als dat maar goed gaat op 1 januari.
Maar de liefde voor het onderwerp lijkt het te gaan winnen: “Wij zijn uit onszelf geen Vondel-freaks”, zegt Rietveld, “Maar we zijn het stuk enorm gaan waarderen, ook de zwakheden. Wij willen laten zien wat er mooi aan is. De man vrouw-verhoudingen zijn bijvoorbeeld verrassend modern. Scènes tussen Vondel en Badeloch zouden zo in Grey’s Anatomy kunnen zitten.” Van Vlijmen: “Wij hebben het net zo aangepakt als onze Oostenrijkse stukken. We doen research, lezen alles wat erover te lezen valt, en in de voorstelling willen we gedeeltelijk laten zien wat we allemaal gevonden hebben. We willen inzichtelijk maken wat onze zoektocht is geweest.” Rietveld: “We werken langzaam toe naar het punt waarop we daadwerkelijk Vondel gaan spelen.”
Met die research is de groep bepaald niet over een nacht ijs gegaan. Ze spelden het boekje over de geschiedenis van de Gijsbrecht-traditie van theaterhistoricus Ben Albach, met veel sappige anekdotes (“En ook heel veel minder sappige”, grapt De Man); ze gingen op bezoek bij de 82-jarige acteur Herman van Elteren die zo’n zeshonderd keer in het stuk meespeelde, in diverse rollen; en ze bezochten het depot van Theater Instituut Nederland, waar kostuums hangen die in de eerste helft van de twintigste eeuw in de voorstelling werden gebruikt.
Van Vlijmen: “Bij het Theaterinstituut hangen die kostuums in een soort lijkzakken. De conservator is heel enthousiast over zijn spullen, maar ik mocht ze eigenlijk nauwelijks aanraken. Ik begrijp wel waarom, maar als theatermaker jeuken je handen wel om ze aan te trekken en ze te gebruiken.” “Het is allemaal zó doordesemd van traditie en rituelen” zegt De Man: “Kostuums werden doorgegeven van generatie op generatie, steeds aangevuld en soms vervangen. Op den duur ontstond een bizarre mengeling van oud en modern.”
Maar uiteindelijk werden de drie vooral gegrepen door het stuk en de bloemrijke taal van Vondel. Rietveld: “Vondel schreef in een ijzeren metrum van alexandrijnen. Je bent als acteur tegenwoordig gewend om iets te dóen met een tekst, bijvoorbeeld klemtonen te leggen en te variëren in de zinsmelodie, maar dat moet je met Vondel niet doen, dan maak je het stuk. Herman van Elteren heeft delen voor ons voorgespeeld, hij kent het stuk grotendeels uit z’n hoofd, en dan hoor je dat het begint te leven als je dat metrum volgt.” Van Vlijmen: “We bekijken ook filmpjes van Ellen Vogel in de rol van Badeloch om te horen hoe het moet.”
Bij het maken van Totaal Thomas in 2006 ontwikkelde de groep haar manier van werken, met niet alleen repeteren, maar ook studeren. Van Vlijmen: “We verdelen onderwerpen en houden spreekbeurten houden voor elkaar, het is heel nerd-achtig. Maar we proberen er ook meteen theater van te maken. We doen acts voor elkaar –opdrachten voor onszelf op elkaar, scènes op video, soms alleen iets voorlezen- en die bespreken we na afloop. Zo weten we heel snel wat we alledrie goed vinden en welke kant we uitgaan. En het is ook wel competitie: je wilt de beste act hebben.” De Man: “Onze voorstellingen zijn bonte toestanden, er gebeurt veel naast elkaar. Maar omdat we in de beginfase veel van elkaar zien kunnen we coherent zijn zonder dat de neuzen altijd dezelfde kant op staan.”
Om het brede palet van stijlen dat De Warme Winkel te voeden zoeken de acteurs doelbewust inspiratie buiten de groep. Mara van Vlijmen is nu op tournee met Vijand van het Volk bij Toneelgroep Maastricht, Vincent Rietveld doet mee in Reigen ad lib van Dood Paard en Jeroen De Man neemt een rol over in Reis om de Wereld in 80 Dagen van Het Zuidelijk Toneel. “De komende jaren willen we dat zeker blijven doen”, zegt De Man. “Het is heel verfrissend om met verschillende spelers en regisseurs te werken en ons te oefenen in één specifieke theaterstijl om die later in ons eigen werk weer in te zetten.”
Na de eenmalige Gijsbrecht-uitvoering zal de groep zich nog één keer op een Oostenrijkse kunstenaar storten: Oskar Kokoschka. Maar het is wel de bedoeling dat Gijsbrecht moet worden doorgegeven. De gemeente heeft het plan om elk jaar nieuwe Amsterdamse kunstenaars te vragen om hun visie te geven op het stuk. “Dat vind ik een geweldig idee”, zegt De Man: “Ik ben heel benieuwd wat een muziektheategroep al Touki Delphine ervan zouden maken, of ’t Barre Land.” Rietveld: “Maar aan de andere kant: vroeger was het juist de beste acteur van Nederland die Gijsbrecht mocht spelen. Het zo toch te gek zijn als je het kon zien met Pierre Bokma en een sterrencast van Toneelgroep Amsterdam.” De Man: “Maar je moet het ook niet te groot maken; ’t is wel een schnabbel.”
Rietveld: “Ik snap echt niet waarom het stuk zo’n stoffig imago heeft. Dat is hetzelfde als zeggen dat Shakespeare stoffig is. Je moet in het begin inderdaad je oren even scherpstellen op de taal, maar die is zó rijk en gelaagd.” De Man: “Vondel is echt onze Shakespeare, en het is merkwaardig dat je daar als kind zo weinig over leert. Misschien moeten we er wel mee op scholen gaan spelen”, vraagt hij zich ineens hardop af. Rietveld er meteen grappend overheen: “Jaha, onze stukken hebben een hoog opvoedkundig gehalte.”