De Nieuwe Toneelbibliotheek
Ze zijn groen, klein, en wie ze in handen heeft, krijgt een welhaast onweerstaanbare drang om ze te bezitten. Maar de nieuwe serie tekstboekjes van De Nieuwe Toneelbibliotheek zijn niet alleen hebbedingetjes, de drie initiatiefnemers hopen op iets groters: een herwaardering van het Nederlandstalige toneelrepertoire. Boekje voor boekje.
Dramatis Personae: De redactie van De Nieuwe Toneelbibliotheek:
- Alexandra Koch: Regisseur; oprichter van Hotel Dramatik
- Ditte Pelgrom: Schrijfster en Dramaturge, verbonden aan het Platform Theaterauteurs
- Sandra Tromp Meesters: Schrijfster en Dramaturge, verbonden aan het Platform Theaterauteurs
I. Eindeloze voorgeschiedenis
Hoe langer je met de drie redacteuren praat, hoe verder terug in de tijd je raakt. De boekjes die er nu liggen komen voort uit de uitgaves van het Platform Theaterauteurs en uit de digitale bibliotheek van de website Hotel Dramatik. Die twee organisaties werden weer opgezet als ondersteuning van de hausse aan toneelschrijvers in het begin van de nieuwe eeuw, die weer deels voortkwam uit de oprichting van opleidingen voor toneelschrijvers. En via Gerardjan Rijnders en Rob de Graaf kom je uit bij Aktie Tomaat die de positie van de toneeltekst in Nederland sterk veranderde: de literaire toneelschrijver verdween en de schrijvende regisseur kwam op.
Maar laten we het begin zetten in 2002. Toen werd het Platform Theaterauteurs opgericht op initiatief van actrice en schrijfster Marian Boyer. Mede-oprichter Tromp Meesters vertelt: “We wilden een initiatief zijn voor loslopende schrijvers, degenen die niet aan een gezelschap gebonden zijn. Die hebben niet een regisseur als vaste gesprekspartner, maar ze willen wel een artistiek gesprek over hun werk. We wilden mensen uit hun zolderkamers halen, kruisbestuiving mogelijk maken, samen teksten lezen.” “Een gesprek tussen schrijvers onderling is sowieso van belang”, vult Pelgrom aan: “Een regisseur moet op een gegeven moment een voorstelling presenteren, wij wilden langer aan een tekst schaven vanuit een literair belang.”
Het Platform gaf schrijfopdrachten, organiseerde samenwerkingen en tekstlezingen. Uitgave van de bij teksten lag voor de hand. “Ik wilde toen al kleine boekjes”, zegt Pelgrom, “Maar we wilden ook de essays en een weerslag van de gesprekken opnemen, dus werd het één groot boek: BoekWerk. Maar in de vormgeving hebben we het idee wel laten terug komen: een aantal kleine boekjes in een groot boek.” Een dergelijke verzamelbundel verscheen drie keer.
In diezelfde tijd werd ook Hotel Dramatik opgericht, een website die gegevens over het grote aanbod aan Nederlandstalige toneelteksten wilde ontsluiten voor regisseurs. “Ik had als regisseur veel contacten met schrijvers opgebouwd en ik wilde die kennis delen”, zegt Koch: “We starten met een website die de metafoor van een hotel gebruikte, met een uitgebreide bibliotheek met downloads van Nederlandstalige stukken.” Maar ook de functies van Hotel Dramatik breidden zich uit: “Ik dacht dat internet een mooi medium zou zijn om ontmoetingen mogelijk te maken, een virtueel hotel met internationale gasten.”
En zo waren er wel meer initiatieven. Het Syndicaat, het Gasthuis, het TIN, LIRA, iedereen zat achter jonge schrijvers aan. Koch: “Vanaf 1997 studeerden de eerste mensen af van de schrijfopleidingen. Mensen als Esther Gerritsen, Lot Vekemans en Annemarie Slotboom, die vaak ook niet hun eigen werk regisseerden, maar die schrijven weer beschouwden als een eigen vak, los van de repetitieruimte. Tegelijkertijd was er een enorme discussie over engagement en actualiteit naar aanleiding van 9/11 en Fortuyn. Marijke Schermer en Eric de Vroedt gingen stukken schrijven die direct op het nieuws reageerden. Er was grote behoefte om elkaar te spreken.” Maar de hoeveelheid initiatieven om schrijvers te ondersteunen rees al snel de pan uit. “Mensen dachten: we moeten het nu ontwikkelen en conserveren”, zegt Koch. “Het werd een jacht op jong talent en de schrijvers konden shoppen. Annemarie Slotboom vertelde dat ze wel vijf mini-opdrachten per jaar kreeg.”
Maar de opkomst van nieuwe schrijvers liep parallel met een neergang in het uitgeven van toneelstukken. Tot zo’n 10 jaar geleden gaven groepen zelf tekstboekjes uit bij de voorstellingen die ze speelden, meestal in samenwerking met uitgeverij ITFB. “De meeste gezelschappen zijn dat geld gaan gebruiken voor PR”, stelt Pelgrom, “Ze willen liever een boekje met interviews met de regisseurs dan de tekst op papier.” Tromp Meesters: “Vorig jaar speelden drie of vier groepen Romeo en Julia, maar niemand geeft een boekje uit. Iedereen denkt dat het er al is, of dat iemand anders het wel doet. Maar dat is niet zo.” Pelgrom: “En waarschijnlijk liggen er bij de gezelschappen nog dozen vol boekjes te verstoffen. Het distributienetwerk is ingestort, en ze krijgen ze niet meer verkocht.”
Het leidt tot grote lacunes in het Nederlands repertoire, tot ergernis van Pelgrom: “De ITFB zou het verzameld werk Gerardjan Rijnders uitgeven, vormgegeven door Anthon Beeke. Dat ging niet door, omdat de prijs van zo’n boek 60 euro zou worden. Maar nu is zijn werk helemaal niet te krijgen. Hetzelfde geldt voor Alex van Warmerdam. Ik vind dat onaanvaardbaar.”
In 2008 was duidelijk dat zowel het PTA als Hotel Dramatik geen nieuwe subsidie zouden krijgen en wordt binnen de organisaties nagedacht hoe het werk door te zetten. Op 16 december 2008 staan alle stukken op het bord. In de Brakke Grond wordt de Taalunie Toneelschrijfprijs uitgereikt. In een lezing vooraf houdt Stefan Hertmans een pleidooi voor het uitgeven van stukken op papier, en het recenseren van toneelteksten als zelfstandig kunstwerk. Koch, Pelgrom en Tromp Meesters zijn alledrie uitgenodigd om deel te nemen aan een debat en raken na afloop in gesprek.
II. 20 groene boekjes
Als eind november dit jaar De Nieuwe Toneelbibliotheek wordt gepresenteerd zijn er twintig boekjes verkrijgbaar. De meeste zijn recente teksten van bekende auteurs: twee delen uit de Mightysociety-serie van Eric de Vroedt, Victory Boogie Woogie van Gerardjan Rijnders, twee teksten van Rob de Graaf –Stalker en Amateurs– in één band. Daarnaast nieuwe teksten van minder bekende schrijvers als Judith de Rijke en Joost II Sickenga. Bovendien worden in de reeks ook vertalingen uitgegeven, zoals Torquato Tasso en Woyzeck, beide in de vertaling van ’t Barre Land. Nieuwe teksten hebben een groene kaft, de vertaalde klassiekers zijn oranje.
Na de lange voorgeschiedenis is de daadwerkelijke uitgeverij in een opmerkelijk tempo opgezet. “Het gaat een stuk sneller als je geen subsidie probeert te krijgen”, lacht Pelgrom. “Op die avond van de uitreiking van de Toneelschrijfprijs besloten we dat we het gewoon gingen doen. We gingen proberen om één boekje uit te geven. Dan heb je iets tastbaars en dat kun je weer gebruiken om mensen enthousiast te maken.” Dat pilot-nummer werd Au van Marian Boyer. “Toen we dat boekje hadden hebben we een bijeenkomst georganiseerd met schrijvers”, vertelt Tromp Meesters, “En die zeiden allemaal: dat willen wij ook! Er was geen enkele aarzeling.”
Het enthousiasme week niet toen de schrijvers te horen kregen dat ze zouden moeten betalen. Want De Nieuwe Toneelbibliotheek wordt mogelijk gemaakt door twee ideeën: de schrijver zelf investeert en print-on-demand.
Print-on-demand betekent dat boeken niet meer in oplage geproduceerd hoeven te worden, een gevolg van automatisering en digitalisering bij drukkerijen. Ieder exemplaar wordt pas gedrukt als een koper het heeft besteld. Na investering van eenmalige opstartkosten zijn de kosten per exemplaar niet meer afhankelijk van de grootte van de oplage. Voor boeken waar veel vraag naar is is traditioneel drukken goedkoper, maar juist voor toneelteksten met hun relatief beperkte afzetgebied is het een ideale oplossing.
Bij De Nieuwe Toneelbibliotheek werkt het als volgt: de opstartkosten, zo’n 400 euro voor redactie, opmaak, een ISBN en dergelijke, worden betaald door de auteur. Die kan de boekjes dan tegen kostprijs inkopen en ze zelf weer verkopen, bijvoorbeeld in theaters tijdens de tournee van het stuk. Na zo’n honderd verkochte exemplaren zijn die kosten terugverdiend. En een belangrijk voordeel: de teksten blijven beschikbaar, ze zijn nooit uitverkocht of wachtend op herdruk.
“We waren in eerste instantie een beetje bang voor de reactie van de schrijvers”, vertelt Pelgrom, “Maar toen we het voorstelden keek niemand ervan op. Het is ook goed dat de schrijvers belang hebben bij de verkoop. Daarmee kan dat distributienetwerk weer op poten gezet worden. Want wij leveren de infrastructuur voor het uitgeven van de boekjes, maar wij hebben nu nog beperkte mogelijkheden voor distributie.”
De prijs voor een boekje wordt 8 euro. Tot de ‘officiële’ lanceringsdatum op 29 november geldt een introductieprijs van 7 euro. Er komt een abonnement en elk jaar een box die je kunt vullen met je keuze van tien boekjes uit het afgelopen seizoen. Naast de verkoop bij voorstellingen zijn de boekjes te koop in een aantal gespecialiseerde winkels (zoals de ITFB in Amsterdam) en op de site www.denieuwetoneelbibliotheek.nl. De bestellingen komen direct terecht bij een drukker in Ridderkerk die de boekjes maakt en verstuurt.
Veel aandacht is uitgegaan naar de vormgeving. Ontwerper Connie Nijman bedacht een strak stramien waarin ieder boekje een eigen tint krijgt. “Het formaat is natuurlijk ontleend aan de Duitse Reclam reeks”, geeft Koch toe, “Het zijn mooie hebbedingetjes en onze prijs is hopelijk zo laag dat mensen er gewoon eentje meenemen, en er nog eentje kopen als cadeautje.” Pelgrom: “Iedere tekst heeft een nummer, als een stempel op de kaft. Daarmee willen we duidelijk maken dat het een reeks is, dat we een gebied in kaart brengen: nieuw en oud, gespeeld en ongespeeld.” Tromp Meesters: “We kregen als commentaar dat het eruit ziet als iets dat al heel lang bestaat. Dat is fijn om te horen.”
III. Handel
Het enthousiasme waarmee de reeks wordt ontvangen door iedereen met wie ze spreken heeft de drie redactieleden nogal overrompeld. “Je denkt dat het niet bestaat omdat er geen vraag naar is”, zegt Pelgrom, “Maar er is een enorme vraag, een honger. Ik sprak leraren Nederlands die bij literatuur ook graag een toneelstuk willen behandelen, toneelschoolleerlingen die hedendaagse stukken willen lezen en die belemmerd worden omdat er zo weinig wordt uitgegeven. Iedereen die we het laten zien ziet weer extra mogelijkheden en heeft nieuwe ideeën.”
Vooralsnog heeft De Nieuwe Toneelbibliotheek de handen vol aan haar eigen planning. De drie willen vijftig boekjes per jaar uitgeven. Naast de groene tekstboekjes en de oranje vertalingen ook vertalingen uit het Nederlands naar andere talen in het paars en blauwe boekjes met secundaire literatuur. Koch: “Denk aan kritieken van Hana Bobkova of biografieën over acteurs en makers, een geschiedenis van de mime. We hebben contact met mensen die een monografie willen schrijven over de MightySociety-reeks.”
Pelgrom: “De eerste jaren van de reeks zullen een soort inhaalrace worden omdat veel schrijvers werk thuis hebben liggen wat nog niet is uitgegeven. Het is de bedoeling dat we ook werk van Vlaamse schrijvers uitgeven om zo meer van en over elkaar te weten te komen. Er worden daar mooie dingen geschreven, maar de meeste schrijvers zijn hier onbekend, en vice versa. Schrijfinitiatieven zoals in Nederland heb je daar maar sporadisch.”
Het nieuw verworven uitgeverschap maakt van de drie nog geen doorgewinterde verkopers. “Wij komen uit het veld en we doen het uit liefde”, zegt Tromp Meesters. Pelgrom vult aan: “We hebben een mooi produkt en we zijn opgewonden en zenuwachtig, want we begeven ons in een gebied waarin we niet thuis zijn. Wij zijn niet zo zakelijk, maar je ziet meteen zoveel mogelijkheden. We hebben nu geen reserve, geen kapitaal. We leren al doende. We moeten gaandeweg een business model leren maken. Want het gaat er nu over of wij het volhouden.” Maar Koch heeft al iets van een cultureel ondernemer: “Het was een verademing om niet eerst een plan te hoeven maken en alles vantevoren helemaal uit te denken voor een subsidieaanvraag. Dit was meteen tastbaar.”
“We willen ook niet concurreren met de mooie verzamelbundels die De Geus en ITFB maken van het werk van Rob de Graaf, Ad de Bont of Ko van den Bosch”, zegt Koch: “Het moeten laagdrempelige boekjes op zakformaat worden, waarin je durft te schrijven.”
Uit al hun plannen en dromen blijkt steeds dat het ze eigenlijk niet eens te doen is om die boekjes. Dit zijn drie mensen die hartstochtelijk geloven in de blijvende kracht en waarde van toneelteksten. Pelgrom is het felst: “Natuurlijk is het zo dat teksten niet meer dezelfde positie hebben in het moderne theater, maar omdat het theater nu eenmaal postdramatisch is geworden hoef je de teksten nog niet meteen wég te gooien. Hoe moet je je dan ontwikkelen als schrijver?” Koch: “Het is lastig om Nederlandse teksten opnieuw gespeeld te krijgen als ze niet te lezen zijn. Wij willen die teksten toegankelijk maken, zodat er dan weer reflectie mogelijk is over stukken, een groter gesprek. Je verhoudt je tenslotte tot het repertoire zoals je je verhoudt tot de rest van de wereld.”
Tromp Meesters: “Het gaat ook over geschiedenis en over oeuvres. Mensen die nu van de schrijfopleidingen komen kennen hun voorgangers niet. Terwijl teksten nou juist het makkelijkste zijn om te bewaren van het theater. Schrijvers die minder dan vijf jaar bezig zijn blijven pril. Deze reeks draagt de hoop in zich dat zij beter worden. Wij zien ook een belangrijke taak voor de redactie om te helpen die teksten tot wasdom te brengen. We willen niet uit de praktijk wegdrijven.”