Recensie: Kamp Holland van Orkater
Het is eigenlijk embedded theater. Geert Lageveen en Leopold Witte -schrijvers en acteurs bij Orkater- vroegen zich af wie ‘onze jongens’ zijn die naar Afghanistan worden uitgezonden, schreven een brief aan het ministerie van Defensie en werden tot hun schrik uitgenodigd om zelf eens te komen kijken. In mei waren ze twee weken te gast in Kamp Holland in Uruzgan. Ze schreven er een populair Volkskrant-weblog en daarna de tekst voor de muziektheatervoorstelling Kamp Holland die gisteren in première ging.
In losse scènes volgt Kamp Holland een kleine compagnie vlak voor en tijdens hun tour of duty. Een vader vraagt aan zijn zoon of hij een militaire of een gewone begrafenis wil – dat moet van het nabestaandenprotocol, de groep krijgt de meest basale culturele training en voorlichting over bermbommen en dan zijn ze al in het kamp, een constructie met een container en veel trappen. Daar leren ze in hoog tempo het soldatenjargon en zich vervelen en tenslotte mogen ze eindelijk datgene doen wat ze zowel willen als vrezen: de poort uit.
Lageveen en Witte kiezen onomwonden voor het perspectief de belevingswereld van de soldaat in het veld ten opzichte van de politici en generaals thuis. Hun redeneringen worden scherp gemonteerd tegenover de keuzes waar de jongens voor staan. Dat geeft de voorstelling integriteit, maar slaat de problematiek ook een beetje plat. De schrijvers hebben echter een uitstekend oog voor hoe de manschappen met elkaar omgaan en hoe ze praten – er zit een geweldige scène in waarin aan ons Nukubu’s (nutteloze kut burgers) de PGU (persoonsgebonden uitrusting) wordt uitgelegd en de combinatie van schrik en euforie na een eerste schot is raak getroffen. De acteurs (meest van vergelijkbare leeftijd als de soldaten in Afghanistan) weten het authentiek te brengen, met als uitschieter Kees Boot als wereldwijze sergeant.
Maar de voorstelling lijdt onder de gekozen vorm. De spelers lopen de hele tijd in wit ondergoed met beige Palladium schoenen eronder. Dat maakt ze kwetsbaar en kinderlijk, maar geeft de personages ook iets onoverkomelijk lulligs. Ze zijn misschien onvolwassen en moreel niet op hun taak berekend, zoals de makers in het begin lijken te suggereren, maar voor hun borst hangt toch altijd een dodelijk wapen.
Daarnaast lukt het zowel de muziek -tamelijk inwisselbare moderne rock van het bandje Susies Haarlok, hier en daar met Afghaans accent- als de choreografie -semi-gedisciplineerd door elkaar geloop- niet om het verhaal goed te ondersteunen. Daar door is de voorstelling niet lucide zoals de reportages van Arnon Grunberg over Afghanistan, maar ook weer niet emotioneel diepgravend als Heddy Honigmann’s documentaire Crazy. Maar als inkijkje in het militaire wereldje is Kamp Holland zeker geslaagd.
Tegelijk met de voorstelling verscheen ook het boekje Tragische Helden, met daarin het dagboek van Lageveen en Witte, foto’s en teksten uit de voorstelling. Dat is dan weer LVT (leuk voor thuis).
Kamp Holland van Orkater. Gezien 6/11/08 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 24/12 t/m 3/1. Tournee t/m 1/2/09. Meer info op www.orkater.nl
Simon,
Zou je niet eens moeten overwegen het recenseren van muziektheater voortaan aan anderen over te laten. Telkens weer geven je artikelen blijk van een gebrek aan kennis van dit genre. Misschien vind je de muziek niet goed. Dat kan. Ik struikel dan ook niet over de kwalificatie ‘inwisselbaar’ maar over het woord ‘rock’. Van de anderhalf uur muziek uit de voorstelling zou ik namelijk maar een kwartier als ‘rock’ willen bestempelen. De overige muziek is zeer divers; van minimal music tot volksmuziek. Als je oor een dergelijk onderscheid niet kan maken snap ik dat je van een voorstelling als deze, waarin de muziek op zoveel verschillende manieren wordt ingezet, slechts de helft mee krijgt. De helft. Muziek-theater.
Hoi Wessel,
Ik zal niet ontkennen dat ik schrijven over muziek lastiger vind dan schrijven over toneel. Toch ben ik het niet helemaal met je eens dat dat een onoverkomelijke belemmering is om naar muziektheater te kijken.
In ‘Kamp Holland’ zag ik veel verschillende onderdelen -tekst, muziek, choreografie, personages, actuele verwijzingen- die worden ingezet voor één tamelijk helder doel: inzicht geven in de belevingswereld van de Nederlandse militair. Ik vind het dan belangrijker om te kijken naar het effect van die verschillende middelen dan om de muziek of de vormgeving te behandelen als autonoom onderdeel van de voorstelling.
‘Kamp Holland’ is volgens mij dan ook geen muziek-theater waarbij de muziek de helft uitmaakt van de voorstelling (zoals voorstellingen van bijvoorbeeld de Veenfabriek dat wel vaak zijn), maar eerder een theatervoorstelling met een belangrijk aandeel muziek.
Bovendien: ik zie wel dat de muzikanten verschillende stijlen gebruiken, maar ik vind het toch relatief kleine afwijkingen binnen het gitaar-bas-drum-genre. Ik geef toe dat de term ‘rock’ een beetje kort door de bocht is, maar het is niet foutief.
Tenslotte een beetje flauw antwoord op je suggestie: je zult het met mij moeten doen óf met opera-recensent Erik Voermans, want Het Parool heeft geen criticus speciaal voor muziektheater. Ik kan een volgende keer Erik eens vragen, maar ik vraag me echt af of Orkater daar blij mee zou zijn…
Groet,
Simon,
Is theater niet per definitie een kunstvorm waarbij een combinatie van tekst, beeld, geluid, beweging, etc één doel dient? Dit is eerder een cliché dan een argument. Het lijkt me juist de taak van een recensent om die verschillende onderdelen te ontleden om vervolgens te kunnen onderzoeken welk aandeel elk onderdeel had in het geheel. In dit geval waren er van de zestien mensen op het toneel vijf muzikanten en niet vijf balletdansers. Zulke meetbare gegevens lijken me voor een theaterwetenschapper al een hele houvast. En over die muzikanten gesproken: naast gitarist, bassist en drummer waren er dus nog twee. Eentje met zo’n grote viool, ook wel cello genaamd, en de ander had zo’n geval met witte en zwarte toetsen. Dat harmonium en die snaar van 8 meter zullen je ook wel ontgaan zijn.
Grappig trouwens dat je de Veenfabriek erbij haalt. Want juist bij hun voorstellingen vind ik vaak de muziek, hoe goed ook, tamelijk inwisselbaar. Kamp Holland is heel anders tot stand gekomen dan jij denkt, en het verbaast me zeer dat je dat niet hebt kunnen horen en zien. Nadat Geert Lageveen en Leopold Witte de teksten hadden geschreven, is onder elke scène muziek gecomponeerd. De tekst is dus gebruikt als een libretto, dat niet gezongen wordt. De eerste maand hebben de acteurs concertant gerepeteerd, staand achter een microfoon. Regisseur Gijs de Lange heeft bij elke scène gewacht tot de muziek af was. Hij liet zich sturen door de muzikale input.
Wat mij betreft komt er helemaal geen recensent van het Parool, maar je begrijpt dat ik daar niet overga. Erik Voermans lijkt met tenminste wel iemand die gewoon eerlijk zegt waarom hij de muziek slecht vindt en dat ook kan beargumenteren in tegenstelling tot iemand die alleen maar tussen de regels door denigrerende kritiek (“bandJE”) durft te geven omdat hij niet de kennis heeft om meer dan één zin over de muziek te schrijven. Of zijn er nog andere redenen, misschien van een meer persoonlijke of zelfs familiaire aard?