Focus op ‘stadsgezelschap’ werd Theatercompagnie fataal
Drie negatieve subsidie-adviezen kreeg de Theatercompagie de afgelopen maanden te verwerken. Toch zijn vriend en vijand het erover eens dat artistiek leider Theu Boermans een van de beste toneelregisseurs van Nederland is. Wat ging er mis? Zijn de subsidie-adviseurs nou zo stom of heeft het gezelschap het aan zichzelf te wijten?
De Theatercompagnie lijkt het meest prominente slachtoffer te worden van de wijziging in het subsidiesysteem voor de podiumkunsten. In de nieuwe, zogenaamde Basisinfrastructuur komen er acht door Nederland verspreide stadstheatergezelschappen die naast het maken van toneel allerlei functies krijgen toegewezen, zoals verantwoordelijkheid voor doorstroming, interculturaliteit en educatie, en ze moeten een groot publiek bereiken. In Amsterdam wordt die functie vervuld door Toneelgroep Amsterdam.
Vanaf het begin heeft de Theatercompagnie gesteld dat Amsterdam een tweede stadsgezelschap nodig heeft en de groep zette sterk in op het vervullen van die functie. Maar daarmee heeft het gezelschap de flexibiliteit van het nieuwe bestel zwaar overschat. Het aantal van acht groepen werd op het ministerie van OCW en in de theatersector zelf al aan de hoge kant bevonden, en er is nooit enige sprake van geweest dat een extra positie in Amsterdam tot de mogelijkheden behoorde. Bovendien bleef de groep zich vastklampen aan de term ‘stadsgezelschap’, een vaag, door bureaucraten verzonnen begrip waaronder Boermans iets anders verstond dan de beleidstijgers.
Met het overvolle beleidsplan –met daarin plannen voor meer allochtonen (samenwerking met MC), internationalisering, doorstroming van jonge makers, talentontikkeling, etc.– en de vraag om een flinke subsidieverhoging zette de groep de subsidiënten voor het blok. Dat was een strategische vergissing: zowel de Amsterdamse Kunstraad, als het ministerie van OCW, als het nieuwe Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten (NFPK) hebben veel minder geld te besteden dan de vele theatergroepen bij elkaar kunnen schrijven en de Theatercompagnie kon met beleidsmatige argumenten worden afgewezen, terwijl de artistieke prestaties werden geprezen.
De Appel en het Onafhankelijk Toneel in respectievelijk Den Haag en Rotterdam stelden zich realistischer op en krijgen wél ondersteuning van zowel gemeente als NFPK. Om de huidige patstelling te doorbreken, is nu bescheidenheid nodig bij de Theatercompagnie en creativiteit bij de gemeente Amsterdam en het NFPK. Boermans is een van de grote regisseurs van Nederland en hij verdient een eigen groep en een goed acteursensemble om zijn voorstellingen te maken.
Maar de Theatercompagnie moet zich concentreren op wat ze goed kan: voorstellingen maken in de Stadsschouwburg en het Compagnietheater en acteurs opleiden. Carice van Houten, Jacob Derwig en Halina Reijn zien Boermans als hun ‘toneelvader’. Zij verdienen even goede opvolgers. Amsterdam zou zijn best moeten doen om Boermans niet verder in verlegenheid te brengen. We konden hem nog wel eens hard nodig hebben tegen de tijd dat Ivo van Hove Toneelgroep Amsterdam verlaat.