Theater in Nederland op een kruispunt

beschouwingen — simber op 9 juli 2008 om 15:47 uur
tags: , , ,

Dit artikel schreef ik voor een engelstalige uitgave van het SicaMag, met als ondertitel ‘From The Netherlands with attitude’. In dit magazine wordt een beeld geschetst van de huidige stand van zaken in alle kunstdisciplines, voor de buitenlandse relaties van de SICA. Ik schreef het hoofdstuk over theater. Engelse versie hier.

Het theater in Nederland staat op een kruispunt. Na een periode van bloei van enkele decennia lijken theatermakers, schouwburgdirecteuren en beleidsmakers op zoek naar een nieuwe rechtvaardiging. In het debat wordt de tegenstelling tussen artistieke ontwikkeling en maatschappelijke relevantie verscherpt en het afgelopen seizoen (2006/2007) werd het woord crisis veel in de mond genomen in een discussie die vooral ging over bezoekcijfers, subsidie en bestelhervorming (Nederlanders praten nu eenmaal liever over geld dan over kunst). Hoewel het Nederlandse taalgebied met Johan Simons (artistiek leider van NT Gent in België, Nederlandse regisseur in Vlaanderen) en Ivo van Hove (artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, Vlaamse regisseur in Nederland) zeker twee theatermakers van internationale klasse heeft, valt het toch moeilijk te ontkennen dat de artistieke hoogtijdagen van de jaren tachtig en negentig definitief voorbij zijn. Toch is de kiem van een nieuw internationaal elan van het Nederlandse theater gelegd. Nu is het de vraag of dat de kans krijgt te gaan bloeien.

Gedurende een aantal jaar nam het Nederlandse theater een toppositie in binnen de (continentale) Europese podiumkunsten. Vooral vanuit Duitsland werd met jaloezie gekeken naar de moderne Griekse tragedies van schrijver en regisseur Koos Terpstra, de radicale spelopvattingen van Jan Joris Lamers en zijn groep Maatschappij Discordia, de gedeconstrueerde montagevoorstellingen van Gerardjan Rijnders en het krachtige rituele locatietheater van Hollandia. Het boek Postdramatisches Theater van de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehman bezegelde de status van de ‘Hollandse school’. Sinds de jaren zestig is er een nieuwe theatervorm ontstaan waarin de verschillende elementen van een theatervoorstelling –de regie, het acteren en de vormgeving- niet meer in dienst staan van de tekst, maar naast elkaar staan als zelfstandige elementen. Volgens Lehman hebben Nederlanderse theatermakers hierbij een niet te onderschatten rol gespeeld. Continue reading “Theater in Nederland op een kruispunt” »

Recensies Over het IJ

Parool,recensies — simber op 7 juli 2008 om 22:57 uur
tags: , ,

Wonen in het hart van Noord, met uitzicht over het IJ, het nieuwe Filmmuseum voor de deur en een metrohalte om de hoek belooft de optimistische diashow in het troosteloze bezoekerscentrum van Overhoeks. Over een paar jaar is op het Shellterrein vlakbij de aanlegsteiger van de pont in Noord een nieuwe woonwijk verrezen, maar dit jaar is het nog een dependance voor het Over het IJ festival.

Vanaf deze plek vertrek je bijvoorbeeld naar de voorstelling Keerpunt op het Centraal Station. Begeleid door meisjes in NS-uniforms en met een koptelefoon met electronische klanken op nemen we de pont. In de westtunnel duiken voor het eerst een paar figuren op die niet helemaal in de omgeving lijken te passen.

Mooiste deel van de voorstelling speelt op spoor 13, waar de internationale treinen stoppen. Een meisje rend rond met een bos bloemen in haar hand, een oude man blijkt een jongetje in zijn rolkoffer mee te dragen, vijf stationsconducteurs lopen koddig rond, een stelletje maakt achterstevoren bewegend ruzie en komt weer bij elkaar, een operazangeres  staat hoog in een seinhuisje. Vanaf het tegenoverliggende perron sla je het gade en worden de hogelijk verbaasde echte reizigers onderdeel van de act.

Het is jammer dat de verbeelding van de makers –Elien van den Hoek, Kim Arntzen en een groot aantal acteurs- nogal beperkt blijft tot bij een station horende thema’s van afscheid en ontmoeting. De minimalistische ingrepen zijn bijna te subtiel: het enorme canvas dat Centraal Station is vraagt om grotere gebaren. (Ik moest denken aan de act van een Amerikaanse theatergroep waarbij ruim 200 ‘spelers’ in de hal van Grand Central Station in New York plotseling twee minuten lang bevroren; zie YouTube)

Keerpunt drijft op de vraag: wie hoort er nu eigenlijk bij en wie niet? Pas aan het eind als een aantal spelers met enorme korenschoven proberen een trein in te komen wordt de voorstelling absurder.

Meer klassiek locatietheater brengen de twee jonge Utrechtse groepen NUT en Cowboy bij Nacht Zij maakten gezamenlijk twee voorstellingen (Bomans hoort u mij? en Ruis ik slecht verstaan) over het legendarische verblijf van Godfried Bomans op Rottumerplaat, één vanuit het perspectief van de eenzame schrijver, de ander gezien vanuit Willem Ruis, die op de wal in een geïmproviseerde studio de radiouitzending presenteert. Regisseur Nottrot zag de moeizame samenwerking tussen de stijve Bomans en de losse Ruis als voorloper van de dwingende openhartigheid van reality televisie.

Wim Meeuwissen weet de vormelijkheid van Bomans, in pak pijp rokend op het zand, knap vorm te geven en zijn aangezet dictie is aangenaam ouderwets. Wel is het jammer dat de voorstellingen nogal rauw van Oerol naar Amsterdam Noord zijn verplaatst: Bomans’ tentje staat aan de voet van de Shell-toren. Als publiek heb je prachtig uitzicht over het drukke IJ, maar een sterk gevoel van verlatenheid roept het niet op.

Aan het eind raken de voorstellingen van Bomans en Ruis op ingenieuze wijze met elkaar vervlochten. Het pleit sterk voor Nottrot’s talent dat hij dat organisatorisch, dramatisch en betekenisvol voor elkaar weet te krijgen.

Op het centrale festivalterrein op de NDSM-werf zijn tegelijkertijd ook nog lichtvoetige en laagdrempelige kleine voorstellingen te zien, zoals het zeer vermakelijke View-o-Rama (theater met 3D-viewmasters) en Spoor (live-animatie over film en spoorrails). Daarnaast is er de jaarlijkse tradititie van ultrakorte minivoorstellingen in zeecontainers van jonge makers, vaak nog in opleiding. Verrassend is Ram’p’koers, fysieke mime van een meisje in overall, erg grappig is Gruweldingen denken, over te veel mensen in een te kleine huiskamer.

Over het IJ duurt nog t/m 13 juli. Meer info op www.overhetij.nl

Focus op ‘stadsgezelschap’ werd Theatercompagnie fataal

cultuurbeleid,meningen,Parool — simber op 4 juli 2008 om 14:10 uur
tags: , , ,

Drie negatieve subsidie-adviezen kreeg de Theatercompagie de afgelopen maanden te verwerken. Toch zijn vriend en vijand het erover eens dat artistiek leider Theu Boermans een van de beste toneelregisseurs van Nederland is. Wat ging er mis? Zijn de subsidie-adviseurs nou zo stom of heeft het gezelschap het aan zichzelf te wijten?

De Theatercompagnie lijkt het meest prominente slachtoffer te worden van de wijziging in het subsidiesysteem voor de podiumkunsten. In de nieuwe, zogenaamde Basisinfrastructuur komen er acht door Nederland verspreide stadstheatergezelschappen die naast het maken van toneel allerlei functies krijgen toegewezen, zoals verantwoordelijkheid voor doorstroming, interculturaliteit en educatie, en ze moeten een groot publiek bereiken. In Amsterdam wordt die functie vervuld door Toneelgroep Amsterdam.

Vanaf het begin heeft de Theatercompagnie gesteld dat Amsterdam een tweede stadsgezelschap nodig heeft en de groep zette sterk in op het vervullen van die functie. Maar daarmee heeft het gezelschap de flexibiliteit van het nieuwe bestel zwaar overschat. Het aantal van acht groepen werd op het ministerie van OCW en in de theatersector zelf al aan de hoge kant bevonden, en er is nooit enige sprake van geweest dat een extra positie in Amsterdam tot de mogelijkheden behoorde. Bovendien bleef de groep zich vastklampen aan de term ‘stadsgezelschap’, een vaag, door bureaucraten verzonnen begrip waaronder Boermans iets anders verstond dan de beleidstijgers.

Met het overvolle beleidsplan –met daarin plannen voor meer allochtonen (samenwerking met MC), internationalisering, doorstroming van jonge makers, talentontikkeling, etc.– en de vraag om een flinke subsidieverhoging zette de groep de subsidiënten voor het blok. Dat was een strategische vergissing: zowel de Amsterdamse Kunstraad, als het ministerie van OCW, als het nieuwe Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten (NFPK) hebben veel minder geld te besteden dan de vele theatergroepen bij elkaar kunnen schrijven en de Theatercompagnie kon met beleidsmatige argumenten worden afgewezen, terwijl de artistieke prestaties werden geprezen.

De Appel en het Onafhankelijk Toneel in respectievelijk Den Haag en Rotterdam stelden zich realistischer op en krijgen wél ondersteuning van zowel gemeente als NFPK. Om de huidige patstelling te doorbreken, is nu bescheidenheid nodig bij de Theatercompagnie en creativiteit bij de gemeente Amsterdam en het NFPK. Boermans is een van de grote regisseurs van Nederland en hij verdient een eigen groep en een goed acteursensemble om zijn voorstellingen te maken.

Maar de Theatercompagnie moet zich concentreren op wat ze goed kan: voorstellingen maken in de Stadsschouwburg en het Compagnietheater en acteurs opleiden. Carice van Houten, Jacob Derwig en Halina Reijn zien Boermans als hun ‘toneelvader’. Zij verdienen even goede opvolgers. Amsterdam zou zijn best moeten doen om Boermans niet verder in verlegenheid te brengen. We konden hem nog wel eens hard nodig hebben tegen de tijd dat Ivo van Hove Toneelgroep Amsterdam verlaat.

Recensie/verslagje Over het IJ

Ze willen er eigenlijk niet te veel aan denken en er gewoon een leuk festival van maken. Maar de medewerkers van theaterfestival Over het IJ, dat gisteravond van start ging, vrezen voor het voortbestaan van het festival dat dit jaar twee negatieve subsidiebesluiten te horen kreeg, eerst van de gemeente Amsterdam en daarna, afgelopen maandag, van het Nederlandse Fonds voor de Podiumkunsten. En het weer was ook al niet al te zomers.

De 16e editie werd in het festivalcentrum op het NDSM-terrein geopend door wethouder Gehrels van cultuur die de levendigheid van stadsdeel Noord prees en die verder het zwijgen ertoe deed of zij het festival nog met een politieke truc gaat redden. Vlak daarvoor werd ze daartoe nog opgeroepen door theatermaker Boukje Schweigman die vroeg om ruimte voor theater in de open lucht en dat verduidelijkte door samen met de bij het festival betrokken makers enkele tientallen ballonnen op te laten.

Intussen was er ook nog theater te zien op de openingsdag. Wij van Roos van Geffen bijvoorbeeld, een even beklemmende als intieme een-op-een voorstelling. De opstelling doet onmiskenbaar denken aan een peepshow, twaalf éénpersoonshokjes rondom een verduisterde piste. Nadat je in je cabine wordt geleid, wordt vanuit het diepe duister in de verte een gezicht zichtbaar, spookachtig en als een antiek masker in een donker museum. Nieuwe gezichten komen en verdwijnen, steeds dichterbij, maar steeds op voyeuristische afstand. Van Geffen’s werk heeft veel te maken dat van Dries Verhoeven. Wij mist de indringende helderheid van diens U bevindt zich hier, maar heeft een eigen poëtische rust.

Op Over het IJ is ook te zien dat de zomerfestivals meer samenwerken: Wij stond eerder op Festival a/d Werf, voorstellingen als Maat voor Maat –een ergerlijk schoolse Shakespeare van ’t Woud Ensemble- en V.O.C. van Joachim Robbrecht –interessante, maar voor het festivalpubliek wellicht té intellectuele zoektocht naar de Nederlandse mentaliteit- waren ook te zien op Oerol. De fantastische clownstragedie Schmiere van Deuten & De Goeij staat dit jaar zelfs voor de tweede keer op het festival. Dat is prettig voor makers en publiek, maar voor professionals en subsidiënten gaan de zomerfestivals daardoor veel op elkaar lijken.

Juist dat was een van de redenen voor de Amsterdamse Kunstraad om het festival subsidie te ontzeggen. Maar hoewel er zeker het nodige is aan te merken op het festival –het programma is overdadig en mist focus; de publieke belangstelling is op de openingsavond niet echt groot- is het juist de rol die Over het IJ speelt in het circuit van festivals die van belang is. Zonder Over het IJ zijn de vitale en ongewone festivalvoorstellingen (zoals die van Schweigman, Van Geffen of Deuten & De Goeij) helemaal niet meer in Amsterdam te zien. Mocht het worden opgeheven, dan zou het alleen al daarom onmiddellijk weer moeten worden opgericht.

Over het IJ duurt nog t/m 13 juli. Meer info op www.overhetij.nl

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity