Interview Kees Roorda
Naam: Kees Roorda
Geboortedatum: 8 januari 1967
Opleiding: DasArts
Wanneer afgestudeerd: 2000
Eerstvolgende project: 6º tijdens Cement in Maastricht, première 16 maart
Kees Roorda: “Ik probeer te doorgronden waarom mensen het leven zo moeilijk vinden.”
Zonder opleiding begon hij met theatermaken. Na zijn studie aan DasArts hebben de voorstellingen van Kees Roorda meer en meer weg van installaties en performances dan van toneel.
Op Oerol maakte hij twee jaren achtereen voorstellingen gebaseerd op de verhalen van Terschellingers, waarmee hij groot succes oogstte bij het Oerol-publiek. De laatste voorstelling in die serie, 6º, werd hernomen in Den Bosch en in maart nogmaals in Maastricht, daar met verhalen van werknemers van de ENCI fabriek. Samen met theatermaker Inés Sauer en beeldend kunstenaar Catherine Henegan vormt hij het collectief The Glasshouse.
“Ik ben altijd op zoek ben naar verschillende vertelperspectieven en naar een vorm die uit de inhoud voortkomt. Dat betekent dat bij mij elke voorstelling -om maar een cliché te gebruiken- totaal anders is. De mensen die met mij werken krijgen heel veel zelfstandigheid om dingen zelf uit te zoeken. Ik wil niet werken met vaste rollen, dus de decorontwerper kan ineens mee doet als speler of andersom. Acteur Jos van Hulst doet nu bijvoorbeeld productie bij 6º in Maastricht. Stefano Odoardi, die de video en het geluid deed bij de voorstelling in Den Bosch, werkte aan een project met stenen uit een Italiaanse steengroeve. Op een dag stelde hij voor de stenen naar Den Bosch te halen.. Een waanzinnig idee, het zijn 21 stenen van een paar kiloton. Na een bezoek aan de groeve dacht ik, laat maar komen die stenen.. Het past bij de ontwikkeling van de voorstelling en dat die stenen uiteindelijk terugkeren in Maastricht bij de ENCI-fabriek.
Hoe kom je aan die groep mensen met wie je dat doet?
“Bij mij gaat dat altijd heel intuïtief. Elena Baelaerts, vormgeefster van 6º, ben ik tegengekomen via een vriend. Zij had mijn voorstelling Finster Stimmen gezien en wilde iets meer met performance gaan doen. Zij belde mij of ik die avond langs kon komen. Ik ben op de fiets gesprongen en ben nog dezelfde dag in haar atelier gaan kijken. Haar werk sprak me bijzonder aan, ik wist toen nog niet op wat voor manier die samenwerking zou moeten gaan, maar dan nodig je iemand uit om samen te gaan werken. Voordat we gaan werken maken we duidelijke functieafspraken. En al die mensen moeten vooral niet proberen bij elkaar te komen, maar elkaar proberen te bevechten. Dan ontstaan de werkelijk spannende dingen.”
Hoe ben je in het theater terecht gekomen?
“Ik heb eerst Nederlands en Kunstbeleid gestudeerd in Groningen. Toen werd ik ontzettend verliefd en ben ik naar Amsterdam gekomen. Ik wist dat ik iets met theater wilde en ik ben gewoon maar begonnen. In het Polanentheater heb ik mijn eerste voorstelling gemaakt. Iemand ziet dat en die vindt het leuk en die nodigt je dan uit en een ander vindt het kut en die nodigt je dan niet uit. Daarna ben ik naar DasArts gegaan. Je wordt daar in een snelkookpan gestopt en daar kom je totaal anders weer uit. Ritsaert ten Cate was directeur en we hebben daar meest idiote dingen gedaan. Maar we waren altijd op zoek naar de context, je probeert iets te zeggen in en over de omgeving. Het was een bevestiging dat het toegestaan was om een andere richting van theater in te gaan. Meer in de richting van de beeldende kunst en performance. Dat was voor mij een enorme geruststelling.”
Hoe vind je jouw plek in het theaterveld?
“Ik probeer me er zo min mogelijk van aan te trekken of er wel of geen plek is. Ik denk dat je die plek altijd zelf kunt creëren. Programmeurs deinzen snel terug voor al te experimenteel theater. Maar ze zijn er wel, de mensen die dat omarmen en durven. Productiehuis Brabant geeft mij wel die ruimte. Mensen denken vaak dat het moeilijk is om publiek te krijgen voor experimenten, maar daar heb ik geen last van. Mensen die naar dit soort voorstellingen gaan weten hun weg toch wel te vinden. En omdat ik nu zo dicht op de bevolking werk, lok ik daarmee een hele groep naar het theater. Ik kan hen op een hele directe manier benaderen. Dat gaat via het dorpscafé waar ik ze ontmoet, en ik hoop dat dat via de ENCI weer zo werkt. Ik neem aan dat Maastricht geïnteresseerd is in de geschiedenis van de ENCI en wat daarmee staat te gebeuren. Van fondsen en programmeurs moet je je nooit zoveel van aantrekken, die lopen altijd achter de feiten aan, net zoals de politiek.”
En waarmee ben je dan geëngageerd?
“Ik denk dat ik geëngageerd ben met kleine verhalen, ongelukkige momenten, the struggle for life. Ik probeer te doorgronden waarom mensen het leven zo moeilijk vinden, omdat ik het zelf ook vrij moeilijk vind. Maar ook buitengewoon opwindend. Als ik zit te praten met een dominee die tegen mij begint te vertellen dat hij eigenlijk vindt dat hij te weinig bidt., dan vind ik dat boeiend. Want hoe komt dat dan dat hij het gevoel heeft dat hij te weinig bidt. Of als ik een makelaar interview over alle huizen die hij heeft gebouwd en dan komt daar ineens het verhaal heeft dat hij vindt dat ieder huis een ziel heeft en dat zijn huizen uniek zijn. Dat ontroert me. Het ontroert me ook dat ik samen met hem die avond dronken wordt, dat we bijna weggedragen moeten worden en dat hij moet huilen omdat z’n dochter is getrouwd. Dus dat soort engagement.”
Wat was de mooiste publieksreactie die je ooit kreeg?
“Bij mijn voorstelling Finster Stimmen op Oerol was het iedere keer gewoon dweilpauze. De mensen kwamen daar totaal verslagen uit. Ze hadden dat nooit verwacht op Terschelling, want dat is toch vaak wel vermaak. Die kwamen in Finster Stimmen in een soort carrousel, ze werden heel persoonlijk aangesproken. Ze vergaten de tijd en werden totaal in het verhaal gezogen en ze stonden na afloop te grienen bij het prikkeldraad. Ja, dat is goed, dat dat gebeurd.”
Heb je voorbeelden?
Ik heb erg veel respect voor Gerardjan Rijnders. Titus, geen Shakespeare staat nog steeds op mijn netvlies gebrand. Ik heb later stage gelopen bij Richard III en het klikte. Van hem heb ik geleerd hoe je dronken moet worden. Rijnders is als regisseur zo scherp: hij kan met zo weinig woorden duidelijk maken wat eraan schort. En niet alleen wat eraan schort, maar ook hoe je dat kunt oplossen. Dat is zeldzaam. Raimund Hoghe en Meg Stuart zijn andere helden.
Hoe zie je je eigen verantwoordelijkheid?
“Het is mijn verantwoordelijkheid om inzicht te geven in menselijk functioneren. Ik ben net drie weken in Zuid Afrika geweest om te werken aan The Bang-Bang Club, een nieuwe voorstelling van The Glasshouse. Het gaat over Kevin Carter, een fotograaf die de Pulitzer Prize heeft gewonnen voor een reportage van een kindje dat sterft van de honger in Soedan. Een paar maanden na het winnen van die prijs heeft hij zelfmoord gepleegd. Dat is explosief materiaal, maar ik probeer dat terug te brengen tot de menselijke maat en de persoonlijke dilemma’s. Een fotograaf die we daar interviewden zei: wat maakt zo’n foto nou voor verschil, of hij er nou wel of niet geweest was, dat maakt geen fuck uit. Er is weer honger in Afrika, enzovoort. Maar ik geloof dat het wél uitmaakt, in ieder geval omdat ik -omdat hij dat deed- er nu een tekst over schrijf en er iets over kan zeggen.”
Floortje Bakkeren
Simon van den Berg
Fantastisch Kees!
1983 zaten Kees en ik in dezelfde klas, in Drachten. Nu zit ik in mijn werkkamertje (op het Zweedse platteland) en kom op het idee om de naam Kees Roorda in te voeren in een zoeksysteem…
De vierentwintig! jaren tussen nu en 1983 lijken ineens verdwenen en het is net alsof ik tijdens het interview met Kees aan tafel zat.
Fantastisch!
Riny Mulder