Voor het jubileumboekje ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Serie Nieuwe Theatermakers, september 2004.
Een bonsaiboompje in een poppenkast, een nazi die aan zijn grafkist schaaft, twee benen die leren lopen, poppen die een schilderij worden, zeven pubers die de wereldpolitiek uitleggen, macrobiotische crack-junkies die een lied zingen, een dansende piano en saxofoon, een merkwaardige sekte van mannen met baarden die een tafel verplaatst en een meisje met vissen in haar hoofd. Welkom bij de Serie Nieuwe Theatermakers 2003-2004.
Het zijn tien scènes uit het bloeiende en enorm diverse veld waarin jonge theatermakers in Nederland zich bewegen. En deze tien zijn nog maar het topje van de ijsberg. Per jaar studeren er zo’n 400 mensen af aan de slordige dertig theateropleidingen die Nederland telt. Ruim 200 acteurs, kleinkunstenaars en dansers, 100 docenten, 35 regisseurs, choreografen en zelfstandige theatermakers, en verder ontwerpers, technici, schrijvers en theaterwetenschappers. Het is een onvoorstelbaar groot aantal; grofweg te vergelijken met het jaarlijks aantal afstuderende huisartsen.
Honderden jonge mensen die ieder jaar vol goede moed een beroepspraktijk instappen die gekenmerkt wordt door subsidieperikelen en ander geldgebrek, waar ze moeten vechten voor een plekje in schouwburgzalen die anderhalf jaar van tevoren al volgeprogrammeerd zijn. Esmé Wekker, die dit jaar met haar voorstelling Juffrouw Margreet in de Serie Nieuwe Theatermakers te zien was, formuleert in een interview in dit boekje de Catch 22-situatie die voor veel jonge makers opgaat: “Je hebt subsidie nodig voor een plek om te kunnen spelen. Maar om te kunnen spelen heb je vaak ook weer subsidie nodig.”
Voor jong talent is er een aantal wegen in dit theaterveld vol hindernissen. Een deel van deze makers kan terecht bij een van de werkplaatsen in Nederland. Daar kunnen ze in relatieve rust en onder begeleiding werken aan de ontwikkeling van hun artistieke handtekening, de opbouw van een eigen publiek en, zij het in geringe mate, leren omgaan met de zakelijke aspecten van hun beroep. In een tamelijk beschermde omgeving kan een maker onderzoek doen. Het maakproces staat hierbij centraal, de uiteindelijke voorstelling is van ondergeschikt belang.
Daarnaast bestaat de Serie Nieuwe Theatermakers. De Serie is tien jaar geleden opgezet om geslaagde voorstellingen van jonge makers een groter bereik te geven door een landelijke tournee te organiseren. De organisatie achter de Serie onderhandelt met de kleine zalen in het land om ruimte in hun programmering te houden voor onbekend maar interessant werk. Je zou de Serie kunnen beschouwen als een aanvulling op de werkplaatsen. De Serie maakt het voor het een jonge maker of groep mogelijk zijn of haar voorstelling breed over het voetlicht te brengen, met een groot aantal speelbeurten in heel Nederland. Leon de Waal van Koning Carlos, die met de voorstelling Raspoetin dit jaar in de Serie geprogrammeerd was, vindt dit een duidelijke pluspunt: “Het belangrijkste van de Serie is dat we veel hebben kunnen spelen. Dat biedt je ook de gelegenheid om een voorstelling fijn te slijpen.”
In de tien jaar die De Serie Nieuwe Theatermakers nu bestaat, hebben bijna honderd voorstellingen langs de kleine zalen van Nederland getrokken. Als je de lijst met honderd makers doorkijkt, kom je veel bekende groepen of makers tegen die nu tot de gevestigde namen van het kleine- en middenzaaltheater behoren. Ola Mafaalani won de Erik Vosprijs, regisseerde bij Toneelgroep Amsterdam, in Brussel en München; Emio Greco won de Philip Morris Arts Prize, maakte furore in Edinburgh en wordt mondiaal gezien als een van de belangrijkste dansvernieuwers van dit moment; voorstellingen van Dood Paard werden drie maal geselecteerd voor Het Theaterfestival; Erik de Volder van Toneelgroep Ceremonia won in België belangrijke kunstprijzen zoals de Thersitesprijs. Daartegenover staan echter ook namen als Kollektief D&A, Jacqueline Kaptein, De Bakens en Inka Parka, die nooit de obscuriteit zijn ontstegen.
Het is verleidelijk om in de tien jaar en honderd voorstellingen van de Serie te zoeken naar een ontwikkeling, een heldere lijn met een begin en een eindpunt. Op het gevaar af te streng te generaliseren, toch een poging. Halverwege de jaren negentig zagen we een nieuwe generatie theatermakers opkomen. Groepen en makers als Dood Paard, ’t Barre Land, Growing Up In Public, Ivar van Urk en Ola Mafaalani vroegen om aandacht en gingen op zoek naar nieuwe vormen van toneelspelen, schrijven, regisseren.
Hun instrument was taal en veelal maakten ze teksttheater, door eigen stukken te schrijven of door het klassieke toneelrepertoire, en dan vooral heel veel Shakespeare, te spelen. Het waren kunstenaars op zoek naar verantwoordelijkheid, troost en een eigen positie in een postmoderne, technologische wereld.
De afgelopen jaren is er een nieuwe generatie theatermakers opgestaan, die duidelijk anders in de wereld staat dan hun voorgangers. Je zou je kunnen afvragen of het al mogelijk is om een gemeenschappelijk wereldbeeld te ontdekken bij deze regisseurs, choreografen, acteurs en mimers. Waarschijnlijk is het daarvoor nog te vroeg. Hun werk is nog té divers en té onderzoekend. Daarom is het des te belangrijker om deze makers zelf aan het woord te laten, zodat ze kunnen vertellen over hun drijfveren en bedoelingen. Vandaar dit boekje met de interviews met 14 exponenten van deze generatie, die het afgelopen seizoen hun voorstelling presenteerden in de Serie Nieuwe Theatermakers. Het geeft een aardig inzicht in hoe deze makers denken over hun werk en over de toekomst.
Toch zijn er in de voorstellingen van deze makers al enkele overeenkomsten te ontdekken. Zo is het opvallend dat ze niet teruggrijpen op de bestaande canon van toneelteksten. Voor dansers en mimers is dat misschien begrijpelijk, maar ook alle toneelmakers kiezen ervoor om óf zelf een stuk te schrijven (Het Woelige Baren, Sanne Vogel), óf een tekst te maken op basis van ander materiaal. Dat materiaal is bijzonder divers. Lenneke Maas maakte haar voorstelling Her name was Lola op basis van improvisaties met pubermeisjes; De Warme Winkel interviewde dakloze drugsverslaafden voor hun voorstelling Afgehaakt/afgehakt; de schilderijen van Frida Kahlo inspireerden tot de voorstelling Dead Orange Walk van Quade & Paiva; Julika Marijn maakte een monoloog van de dagboeken van Etty Hillesum en Daniëlle van Vree maakte een choreografie gebaseerd op muziek van de jazzmuzikant Archie Shepp.
De klassieke regisseur speelt in de Serie nauwelijks een rol. Lenneke Maas, Daniëlle van Vee en Esmé Wekker zijn de enigen die niet in hun eigen voorstellingen op het podium staan. De rest van de voorstellingen wordt gemaakt door makende acteurs of dansers, zoals De Warme Winkel, Jens van Daele of Ann van den Broek, collectiefjes, zoals Het Woelige Baren en Koning Carlos of solisten zoals Boukje Schweigman, Klemens Patijn of Sanne Vogel.
Het is een duidelijk teken van de veranderende invalshoek van de theateropleidingen in Nederland. In Amsterdam is de Toneelscheel gefuseerd met de Kleinkunstacademie en in Maastricht is een nieuwe opleiding tot theatraal performer opgericht. Leren acteren, regisseren of dansen is niet langer het verwerven van een vastgelegd aantal vaardigheden, maar het ontwikkelen van een artistieke visie. Acteurs en dansers zijn niet alleen maar uitvoerders van een choreografie of regieconcept, ze zijn zelfstandige kunstenaars geworden, met een eigen artistieke inbreng en verantwoordelijkheid.
Het levert een generatie op, die zich op hun opleiding breed heeft geörienteerd, aan veel genres heeft geroken en op veel plekken inzetbaar is. Klemens Patijn werkt tussen zijn eigen voorstellingen door bij Toneelgroep Amsterdam en het Noord Nederlands Toneel, Daniëlle van Vree heeft een film gemaakt, Erik Whien maakt een jeugdtheatervoorstelling, Sanne Vogel is bezig met haar eerste roman. Niemand haalt z’n neus op voor commerciële voorstellingen, grote gezelschappen of reclamewerk; brood op de plank gaat vóór artistieke ontwikkeling.
Misschien liggen de artistieke ambities van deze generatie niet heel hoog; het zijn geen idealisten die de wereld willen veranderen. Ze staan niet iedere avond op het podium om het theater opnieuw uit te vinden, ze willen slechts hun eigen verhaal vertellen.
Maar één ideaal houden ze er wel op na: het publiek moet weer betrokken worden. Vrijwel alle geïnterviewden willen de tegenstelling tussen laagdrempelig vermaak voor een breed publiek enerzijds en het vertellen van hun eigen verhaal anderzijds overbruggen. Humor is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Zo zegt Leon de Waal van Koning Carlos: “Wat we doen is humor als een soort van glijmiddel hanteren om ons verhaal te vertellen. Want we vinden wel dat het publiek een fijne avond moet hebben.” Joep van der Geest van De Warme Winkel: “Het moet ook grappig zijn, maar het liefst zetten we mensen een beetje aan het denken over wat we zelf belangrijk vinden.”
Esther de Koning van Het Woelige Baren formuleert het standpunt van de nieuwe makers het meest kernachtig: “We zijn wars van trends en houden niet van moeilijkdoenerij, maar we willen wél iets teweeg brengen bij ons publiek.”
Daarom besteden ze veel tijd aan de toeschouwer. Deze makers voelen zich als gastheer of -vrouw voor hun bezoekers en zouden het liefst alle randvoorwaarden voor het spelen van een voorstelling in eigen hand houden, van lokatie tot toegangsprijs en van publieksopstelling tot de bar na afloop. Niet om het publiek te geven wat het wil, maar vanuit het inzicht dat de omstandigheden waarin een voorstelling zich afspeelt wezenlijk onderdeel zijn van de artistieke ervaring. Nogmaals Esther de Koning: “We willen zoveel mogelijk onze eigen wereld creëren, vanaf het moment dat je je kaartje koopt, een soort van totaalervaring.” Of Boukje Schweigman: “Ik wil graag ervaringen delen met toeschouwers. Dat kan wat mij betreft alleen maar in kleine opstellingen.”
Uit de interviews in dit boekje en de voorstellingen in de Serie rijst een beeld op van een door en door pragmatische generatie, zelfverzekerd over eigen kunnen, nuchter over de mogelijkheden die het theater biedt. Maar bovenal zijn deze makers hartstochtelijk op zoek naar het publiek. Mensen met een abonnement op het aankomend seizoen van de Serie Nieuwe Theatermakers zijn geluksvogels.