Andreas Fleischmann (München, 1968) was gelukkig als directeur van theater De Meervaart. En toen belde Joop van den Ende. Per 1 februari 2019 wordt hij wordt directeur van DeLaMar Theater. “De verhalen die daar verteld gaan worden zullen wel veranderen.”
Fleischman, die sinds 2014 directeur is van De Meervaart (en al sinds 2006 programmeur), richtte het theater tegelijkertijd meer op de buurt, met eigen producties voor een diverser publiek, en kreeg steeds meer binnenstadsbewoners naar Nieuw West, met huisgezelschappen als ICK Amsterdam en Jakop Ahlbom. “De Meervaart is gelukkig nog steeds een bedrijf met een duidelijk gevoel van urgentie hoe je je verhoudt tot de wijk, tot het publiek.”
Fleischmann kwam als driejarig Duits jongetje met zijn ouders (“enorme cultuurvreters – nog steeds”) naar Nederland. Tijdens zijn studie politicologie aan de UvA liep hij stage bij een theatergezelschap en rolde de cultuureducatie in, eerst bij een impresariaat voor jeugdtheater (“poppenkastjes verkopen”), later als zakelijk leider van Jeugdtheaterschool Rabarber in Den Haag.
In 2005 richtte Fleischmann, die inmiddels met vrouw en eerste kind in Amsterdam woonde, een nieuwe theaterschool op: 4West. “Mijn idee was: dit is een stadsdeel met heel veel jonge kinderen, maar er was toen weinig makkelijk toegankelijk aanbod. En wat er was, was vaak op probleemjongeren gericht, dus niet kunst als gewoon waardevolle tijdsbesteding, maar kunst als ‘dan hang je tenminste niet op straat.’ Dat is een leuke geheime agenda van kunst maken met kinderen, maar het moet niet het uitgangspunt zijn.”
“Ik gaf geen les, maar ik organiseerde het. Ik vind dat eigenlijk nog steeds een van de leukste periodes van mijn leven. We bedachten iets, maakten een flyertje met een 06-nummer erop, duwden die in de brievenbussen en terwijl je dat in de volgende straat doet begint de eerste straat te bellen. We hadden ook de tijd mee: vanwege de ‘krachtwijken’ van Ella Vogelaar ging er veel geld naar Nieuw West.”
Fleischmanns voorganger Bert Liebregs haalde 4West de Meervaart binnen en maakte hem al snel programmeur. “Feitelijk is dat de leukste plek in het bedrijf, want je mag kiezen welke voorstellingen er komen spelen. En het is ook een beetje mijn karakter dat ik dacht: ik ga dat gewoon doen. Als ik op mijn bek ga, dan merken we het wel. Het was wel wennen, want ik kwam uit deels gesubsidieerd jongerentheater met een hoog artistiek accent, en opeens stond ik hier in een volle zaal bij Grease met Jim Bakkum.”
“Het publiek van De Meervaart is volkser dan in de Stadsschouwburg, mensen komen meer voor hun ontspanning en identiteit, niet uit snobisme. En als je het vertrouwen gewonnen hebt staan ze ook open voor nieuwe dingen. Nieuw West heeft ook iets kleinsteeds. Als ik bij de Albert Heijn sta komt er iemand naar je toe en zegt: ‘Nou, ik was gisteren bij die-en-die cabaretier en ik vond het helemaal niks!’ Die straightness herken ik van mijn jeugd in Schiedam en daar heb ik veel mee.”
“Er werd in het begin vanuit de binnenstad een beetje op de Meervaart neergekeken – ‘dat buurthuis’ hoorde ik wel eens.” Maar nu diversiteit (weer) een belangrijk thema is geworden in de kunsten had de Meervaart een belangrijke troef. “Toen ik hier twaalf jaar geleden als programmeur begon was het publiek – uitgezonderd bij die talentonwikkelingsavonden – hartstikke wit. Dat lag ook aan het aanbod waaruit ik kon kiezen. Dat was zeker toen nog heel erg gericht op vrouwen van 50plus. Daar trek je geen grootstedelijk publiek mee”
“Wij wilden – en we waren heus niet de enigen – toegankelijke voorstellingen maken, waarvan het verhaal gewoon een ander vertrekpunt heeft. We zijn begonnen met de voorstelling Ik, Driss, naar de columns van Hassan Bahara en Asis Aynan. Dat ging hier behoorlijk goed, maar op tournee bleek het heel moeilijk te verkopen. De schouwburgen wisten niet waar ze publiek voor die voorstelling vandaan moesten halen, deels omdat ze geen contact hadden met de lokale Marokkaanse gemeenschappen, maar ook omdat men vaak denkt dat als je een verhaal vertelt met een Marokkaanse achtergrond dat daar ook alleen Marokkanen naar komen kijken. We zijn nog niet zover dat iedereen beseft dat dit onze gedeelde geschiedenis is.”
En toen belde Joop van den Ende. “Hij belde zelf, ja. Daar was ik een beetje van in de war, vooral omdat ik niet bezig was te vertrekken. Joop vroeg heel aardig of ik bereid was om een keer met hem te komen praten over DeLaMar. En dat werd een heel prettig gesprek met Joop en Janine. Het is natuurlijk wel een heel ander theater. Maar ze willen
een beetje een andere koers gaan varen: breder inzetten op Amsterdamse doelgroepen met een andere programmering en een ander imago krijgen in de stad. Als ze iemand hadden gezocht die goed op de winkel past en goed is in hospitality, hadden ze ook iemand kunnen zoeken met een hotelachtergrond, zoals je ze vaak tegenkomt in bijvoorbeeld de theaters van Stage Entertainment.
Als het aan de Amsterdamse Kunstraad ligt, staat er binnen vijf tot tien jaar een nieuw gebouw voor de Meervaart, er moeten iconische plekken komen buiten het centrum. “Dat is belangrijk, want Nieuw West gaat enorm groeien. Ik ben denk ik te ongeduldig voor zo’n bouwproces. Ik vind het wel heel belangrijk om meer te denken in gebiedsontwikkeling: wat voor plek is er nu nodig? De schouwburgen in het land waar alleen reizende producties langskomen, hebben het vaak moeilijk. De Meervaart doet veel meer dan dat en krijgt nu de kans om haar unieke positie in de stad ook qua huisvesting beter en slimmer vorm te geven.”
Wat is je advies voor je opvolger?
“Je moet hier met je hart helemaal in zitten. Je moet de educatie leuk vinden, met die kids hier – daar moet je hart van open gaan. Iemand die voorop loopt, die gastheer wil zijn en iemand die er voor zorgt dat de mensen zich hier thuis voelen. Waar ze ook vandaan komen of wie ze ook zijn.